En daar ging ze weer. De vuller die aan haar gekoppeld was, Tatsu, legde de laatste zwavelsteen in haar mand. Ook in de andere mand lagen al stenen. Ze knoopte beide touwen weer aan de manden en gooide het andere uiteinde over haar schouders. De eerste stap op de stenige weg was zoals altijd de zwaarste. Ze voelde een grote steen in haar voet prikken, en wist dat het gat in haar schoen nu door was. Het begon te bloeden, maar ze stond niet stil. Ze wist dat het alleen maar zwaarder zou worden als ze nu stil ging staan. De weg liep geleidelijk omhoog. Toen ze vrij hoog was, draaide ze zichzelf even om. Ze had nu het moeilijkste stukje gehad en zag dat de anderen nu pas begonnen. Lisanne vertrok net. Tatsu, die ook aan andere dragers verbonden was, was druk bezig alle aan haar toegewezen manden te vullen. Ook Nisha had nu haar eerste stappen op de weg gezet. Tatsu was een oude damen die hier al sinds mensenheugenis was. Ze liep krom van het vele slepen van de mandne, waar ze nu te oud voor was. Sindsdien vulde ze de manden van de dragers, zoals zij. De dragers waren voornamelijk meisjes en vrouwen, van 14 tot 50. Als je 50 werd gingen je manden naar nieuwe dragers. In de mijn, waar de zwavelstenen werden gewonnen, werkten de jongens van 15 jaar. Eerder werd je niet toegelaten. Er steeg continue een zwartgrijze rook op uit de mijn, en van tijd tot tijd, had ze gehoord, ging er iemand dood. Ze was blij dat zij een drager was en niet in de mijn werkte. Ze draaide zich om en liep verder. Met een beetje geluk kon ze vandaag drie manden brengen. Zou een korte nacht worden dan. Ze liep door, en na ongeveer 2 uur liep ze de oude Rinsha tegen het lijf, die haar vrolijk grote. 'Hallo Irene!' kraakte ze. Rinsha was een oude dame die nog steeds manden sleepte naar de zee, waar ze verscheept werden om verwerkt te worden. Ze had allang vuller moeten zijn, maar dat had ze geweigerd. Nu bracht ze ongeveer een mand per dag. Soms twee. Irene had geen tijd om te blijven staan voor een babbeltje, zoals ze normaal deed als ze Rinsha tegenkwam. Ze wilde drie manden brengen, en dat betekende flink doorstappen. Even later was ze bij de zee aangekomen en kon ze de boot die de stenen verscheepte al zien. Ze bleef even staan en genoot kort van het uitzicht. Dat bestond voor het grootste deel uit zee, maar in de verte was een heel klein strookje land zichtbaar. Al jaren vroeg ze zich af welk land het zou zijn. Ze kon zich herinneren dat haar juf, die haar voor haar 14e de noodzakelijke dingen had geleerd, zoals tot 100 tellen en lezen, ooit eens een wereldkaart had gepakt en gewezen waar iedereen vandaan kwam. Of eigenlijk, ieders ouders. Alle mensen jonger dan 14 op dit eiland, waren hier geboren. Hun vader en moeder hadden de wet overtreden en waren daarom hierheen gestuurd. Zo ook de ouders van Irene. Zij had nooit meer van de wereld gezien dan het pas waar ze iedere dag overheen liep, van de mijn naar de zee. Nog steeds kreeg ze iedere dag les, omdat ze meer wilde leren. Ze betaalde meer dan de helft van haar zuurverdiende geld aan school. Je had hier geen kansen, maar Irene was ambitieus. Door naar school te gaan, wilde ze kansen creëren voor zichzelf, hoe pessimistisch anderen ook waren. Niemand had hier kansen, zeiden ze. Hier, op Het eiland van Man.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen