Foto bij Sarita's schrijfwedstrijd, opdracht 1. Het verhaal van Lola

De eerste opdracht:
Dit wordt voor sommige mensen een makkelijke, voor sommige een moeilijke.
Er was eens... En ze leefde nog lang en gelukkig.
Jullie gaan ieder een gloed nieuw sprookje schrijven.
Geen woorden limiet.
Inleveren via pb met de link van het verhaal.
En het moet beginnen met er was eens... en ze leefde nog lang en gelukkig.
Succes.

Er was eens een klein schaapje dat Lola heette en op een boerderij ergens in Engeland woonde. Lola was een vrolijk lammetje en haar moeder heette Lisa, en haar vader Frank. Lola’s baasje heette Lynn en samen met veel andere schapen leefde Lola vrolijk vele jaren in haar wei naast de boerderij.
Maar Lola was geen gewoon schaap. De andere lammetjes werden na anderhalf jaar al volwassen en wilden niet meer met Lola spelen, maar Lola zelf was na vier jaar nog steeds even klein als toen ze nog maar een half jaar oud was. Ook haar vacht was anders: veel zachter, en ze zag er zo schattig uit dat iedereen die op bezoek kwam bij Lynn haar meteen wilde knuffelen. Verder kon ze op twee en op vier poten lopen; als ze op twee poten liep, leek ze net een mens in een schapenkostuum. Ze lustte geen gras en kreeg daarom altijd oude broodkorstjes met kaas van Lynn. Al dit zorgde ervoor dat Lola nogal anders was, en dat vond ze niet altijd zo leuk. Haar ouders zeiden dat ze bijzonder was en daar trots op moest zijn, maar soms wou Lola dat ze ook al volwassen was en lekker met de rest kon grazen in de wei. Ze was nog even vrolijk en opgewekt als altijd, maar in haar hart voelde ze dat ze niet bij de rest hoorde. En als ze niet bij hen hoorde, bij wie hoorde ze dan wel?

Op een dag, toen Lola vijf jaar oud was, riep haar moeder Lisa haar bij zich. Het was lente en Lola was aan het spelen geweest met de nieuwe lammetjes, maar ze kwam meteen zodra Lisa haar naam riep.
“Wat is er, mama?” vroeg ze. Haar vader kwam er ook bij staan.
“Ik moet je iets vertellen,” zei Lisa ernstig, en ze keek even naar haar man. “Frank en ik... Wij zijn niet je echte ouders.”
“Wat?!” riep Lola uit. “Wie dan wel?”
“Dat weten we niet,” zei haar vader. “Toen jij nog een heel klein lammetje was, net een paar dagen oud denk ik, heeft Lynn jou op de weg gevonden. Je stond heel hard te mekkeren en Lynn had zo’n medelijden met je dat ze besloot je mee te nemen. Ze gaf je aan mij en Lisa en vroeg of wij voor jou wilden zorgen, en je op een dag zouden vertellen waar je echt vandaan kwam. Je bent altijd anders geweest, dat weet je. We denken dat je misschien niet helemaal schaap bent, maar ook iets anders. Je bent nu oud genoeg om het te begrijpen, en we hopen dat je nog steeds van ons houdt alsof we je echte papa en mama zijn.”
Lola begon hard op en neer te springen en te mekkeren; ze wilde het niet geloven. Hadden Frank en Lisa altijd tegen haar gelogen, en was Lola eigenlijk helemaal geen schaap? Nu wilde ze het weten ook. Na een tijdje werd ze weer wat rustiger en haar nepouders besloten haar maar een tijdje met rust te laten, want ze dachten dat dat het beste was. Lola stond de rest van de dag in een hoekje van de wei, en als iemand haar vroeg wat er was gaf ze geen antwoord. Uiteindelijk besloot ze wat ze ging doen: ze ging op zoek naar haar echte ouders!

Die nacht, toen iedereen sliep, liep Lola stilletjes haar stal uit. Het was heel erg donker buiten en de maan scheen niet, waardoor ze makkelijk de weg op kon komen zonder gezien te worden. Ze was nog nooit buiten de boerderij geweest en ze vond het dus erg spannend. Ze wist niet waar ze moest beginnen met zoeken maar voor nu besloot ze maar zo ver mogelijk van de boerderij weg te lopen. Uiteindelijk zou ze vast haar echte ouders wel tegenkomen!
Uren en uren liep Lola door zonder iemand tegen te komen, en het werd langzaam lichter. Opeens hoorde ze een zacht gebrom dat steeds luider werd en verwonderd keek ze om zich heen. Op het midden van de weg stond ze stil en spitste ze haar oren. Het geluid werd steeds harder en ze hoorde dat het van achter haar kwam. Ze draaide zich maar om, gilde van de schrik en net op tijd rende ze naar de kant voor een enorm stalen ding op vier wielen haar voorbijreed. Met een bonkend hart keek Lola toe hoe het enge ding steeds verder het landschap in reed, tot het aan de horizon verdween. Ze vroeg zich af wat het was, maar besloot er niet te veel over na te denken en voortaan aan de kant van de weg te lopen. Ondertussen was ze erg moe en dorstig geworden, en ze had al heel lang niets meer gegeten. Toen ze een eindje verder was gelopen vond ze een beekje, en dankbaar dronk ze daaruit. Zodra haar dorst gelest was ging ze languit in het gras liggen, en voor even had ze er spijt van dat ze geen gras lustte. Toen rook ze echter een heerlijke geur en als vanzelf ging ze rechtop zitten. Ja, ze rook het goed, iemand was pannenkoeken aan het bakken! Meteen stond Lola op en rende op de geur van pannenkoeken af. Ze vergat haar moeheid en kon alleen nog maar aan de ontzettend lekkere flensjes denken die Lynn altijd voor haar maakte tijdens feestdagen en op haar verjaardag. Zou Lynn hier misschien zijn? Oh, wat een geluk zou dat zijn, ze miste haar zo!
Algauw zag Lola wat de bron van de heerlijke geur was: naast het beekje stond een boerderij met een enorme watermolen ernaast, en uit het keukenraam kwam de geur van pannenkoeken die Lola daarnaartoe had gelokt naar buiten. Enthousiast liep ze naar de voordeur, ging op twee poten staan en drukte op de voorbel. Een hond begon keihard te blaffen en ze hoorde voetstappen, en het volgende moment werd ze bijna aangevallen door een reusachtige herdershond.
“Af, Kyle, af! Kijk nou eens, wat hebben we hier?” De man die open had gedaan keek verbaasd naar Lola, en vervolgens glimlachte hij enkele gele en gouden tanden bloot. “Wat een mooi lammetje ben jij, zeg! Wat doe jij hier bij mijn boerderij, waar is je baasje?”
“Ik ben op zoek naar mijn echte ouders, meneer,” vertelde Lola terwijl ze met grote ogen naar de hond keek die haar achter de benen van de man vals aanstaarde. “Maar ik had enorme honger en toen rook ik uw geur van pannenkoeken en ben ik hiernaartoe gekomen.”
“Natuurlijk, natuurlijk! Er is altijd een extra plaats voor een lief schaapje zoals jij, kom maar mee. Laten we buitenom gaan, dan kun je meteen de rest van de boerderij zien. “ De man grijnsde nog breder en nam Lola mee naar de zijkant van de boerderij. Daar stond een enorme schuur, en nieuwsgierig keek Lola ernaar.
“Benieuwd wat daarin staat? Kom maar mee.” De man loodste haar mee naar de schuur en trok de grote schuifdeur opzij. In de schuur stonden heel veel kleine hokjes van tralies met vies en stinkend hooi erin, en in ieder van die hokjes stond een lam, net zo’n lam als Lola zelf. Verbaasd keek Lola rond en ze merkte niet dat ze langzaam steeds verder naar binnen liep. Het was erg stil in deze schuur en ze vroeg zich af waarom deze schapen haar niet vrolijk begroetten of met elkaar aan het praten waren. Ze keken allemaal zo verdrietig naar haar, en ook bang! Lola wist dat ze nu haar eigen soort schapen had gevonden, en dus moesten haar ouders hier ook zijn. Maar ze waren allemaal nog zo jong, ze zag nergens een volwassen schaap staan! Misschien stonden die in een andere schuur? Ze draaide zich weer om naar de ingang en zag dat de man, die ze ondertussen behoorlijk eng begon te vinden, haar gevolgd was. Hij had nog steeds die valse grijns op zijn gezicht en Lola was bang voor die grijns. Ze liep langzaam achteruit en merkte niet dat ze recht op de achterste kooi af liep. Plotseling maakte de man een beweging met zijn armen en een deur schoof dicht, en toen was Lola opgesloten! Ze begon heel hard te huilen en te jammer, maar één blik van de man legde haar het zwijgen op.
“Een extra lam voor de slacht is altijd welkom! Jij dacht zeker pannenkoeken te krijgen, he? Nou, dan heb je het mooi mis! Kijk eens wat voor lekkers ik hier voor je heb!” Hard lachend gooide de man iets bruins en hards uit een zak door de tralies Lola’s kooi binnen, en voorzichtig rook ze eraan. Het rook enorm vies en zag er absoluut niet eetbaar uit, maar omdat er niets anders was begon ze er toch maar aan te knabbelen. Het smaakte net zo vies als dat het eruit zag, en even later ging de deur van de schuur dicht en was het opeens erg donker in de schuur. Lola werd bang en begon weer te huilen, maar het geluid klonk heel erg hard in de stille schuur en algauw hield ze ermee op.
“Gaat het, meisje?” klonk opeens een stem en Lola keek op. Haar ogen waren al aan het donker gewend en ze kon zien dat er in de kooi naast de hare ook een lam stond, dat vol medelijden naar haar keek. Zachtjes knikte Lola, en ze liep op het andere schaap af.
“Ik ben Lola,” zei ze.
“Thomas,” zei het andere lam. Ze keken elkaar even aan, en Lola zag dat Thomas dezelfde ogen had als zij, en dezelfde vacht.
“Wat gaat er met ons gebeuren, Thomas?” vroeg Lola.
“We gaan naar de slacht.”
“Wat is dat?”
“Dat is de plek waar we doodgemaakt worden en waar er vlees van ons wordt gemaakt, zodat de mensen ons op kunnen eten. “
Lola schrok; wat zei Thomas nou, dat meende hij toch zeker niet? Ze begon weer zachtjes te snikken, ze wilde nog niet dood.
“Hoe komen we hier weg, Thomas?”
Hij grinnikte. “We komen hier niet weg, het is met ons gedaan.”
“Zeg Tom, laat dat arme schaap met rust,” bemoeide een ander lam zich er plotseling mee. “Kun je dan niet zien dat ze ongelooflijk bang is? Je bent heel erg gemeen tegen haar aan het doen.”
Thomas haalde zijn schouders op, maar liep terug naar een hoekje van zijn kooi en ging weer liggen. Lola ging ook liggen en probeerde te gaan slapen, maar ondanks haar moeheid bleef ze maar aan die slacht te denken en ze rilde.

Al drie dagen en nachten zat Lola samen met de andere schapen in die schuur opgesloten, en ze vond het er helemaal niet leuk. De andere schapen waren allemaal erg aardig en wisten toevallig dat haar ouders lang geleden ontsnapt waren, terwijl haar moeder zwanger was van haar. Een week later werden ze echter weer gevonden en terug gebracht naar de schuur om te wachten tot ze geslacht zouden worden; maar Lola’s moeder was toen niet meer zwanger.
Twee keer per dag kwam de man, die overigens John heette, binnen en gaf ieder schaap een scheut voer uit de zak en eens per dag vers water. Over een week zouden ze met z’n allen naar de slacht gebracht worden en het enige wat Lola kon doen in haar kleine kooi was zitten, staan en een klein beetje rondlopen. Het leven hier was vreselijk en ze dacht de hele dag door terug aan haar boerderij, aan Frank en Lisa en Lynn, en ze wenste dat ze nooit weggelopen was.
Op de vierde dag dat Lola in die vreselijke schuur was opgesloten, hoorden de schapen plotseling een hard geluid. Het klonk als een loeiende sirene en alle dieren stonden verbaasd op, nieuwsgierig naar waar het geluid vandaan kwam. Een paar minuten was het doodstil, en toen werd de schuifdeur van de schuur opeens hard opzij geschoven. In de deuropening stonden drie mensen, twee in blauw uniform en een die Lola herkende.
“Lynn!” riep ze zo hard ze kon. Lynn rende op haar kooi af en liet zich op haar knieën vallen, waarna ze haar handen door de tralies stak en Lola stevig begon te aaien. Lola was zo ontzettend blij om haar te zien en tranen van geluk stroomden over Lynns wangen.
“Lola, ik dacht dat ik je kwijt was! Wil je alsjeblieft nooit maar dan ook nooit meer weglopen? Ik heb overal naar je lopen zoeken, het was puur geluk dat ik je hier vond! Kom, dan gaan we naar huis!”
Ondertussen werden alle andere schapen door de twee mensen in uniform bevrijd, en Lynn deed Lola’s kooi open. Samen liepen ze dolgelukkig naar buiten, maar daar zag Lola dat er een enorme kar op vier wielen stond, waar intussen de helft van de schapen al in stond.
“Wat is dat?” vroeg ze aan Lynn.
“Dat is een vrachtwagen,” vertelde Lynn. “De rest van de schapen behalve jij zullen daarin naar een nieuwe boerderij worden vervoerd, waar ze een beter leven zullen krijgen. John word meegenomen door de politie, want hij heeft jullie mishandeld en zal daarvoor in de cel komen.”
Lola keek naar de vrachtwagen. De schapen zagen er allemaal blij uit dat ze van John af waren, maar ze keken ook verlangend naar Lola; ze wilden hun nieuwe vriendinnetje eigenlijk niet kwijt.
“Is er geen plek bij ons op de boerderij?” vroeg Lola. Lynn krabde zich bezorgd achter het oor en dacht na.
“Nou, ik weet niet...” zei ze, maar Lola keek haar smekend aan.
“Alsjeblieft, Lynn? Ze zijn allemaal hartstikke aardig en ik kan het zo goed met ze vinden! We hebben toch genoeg plek over in de wei? We zullen je allemaal aan het begin van de zomer onze vacht geven en dan heb je dubbel zo veel wol om te verkopen aan de winkels! Ah toe?”
Het werkte. “Nou, vooruit dan maar,” glimlachte Lynn en ze ging met de politiemensen praten. Even later wenkte ze naar Lola dat ze ook de vrachtwagen in mocht, en samen met al haar nieuwe vriendjes en vriendinnetjes reed ze weg, druk pratend over het leven dat ze op Lynns boerderij zouden krijgen.

Lola was ontzettend blij om al haar vrienden op de boerderij weer te zien, en vooral om Frank en Lisa weer te zien. Ze stortte zich in haar moeders armen en verontschuldigde zich voor alles, dat ze boos was geworden en weg was gelopen en dat ze nooit meer zoiets zou doen. Want ook al waren Frank en Lisa niet haar echte ouders, toch hadden zij hun hele leven goed voor Lola gezorgd en ze zijn er altijd voor haar geweest. En dat is wat echt telt: niet of je echt uit je moeder geboren bent, maar of je moeder goed voor je zorgt en een echte moeder voor je is. Lola had nu deze wijze les geleerd en bovendien heel veel schaapjes van de slacht gered, die nu samen met haar vrolijk door de wei huppelden: eindelijk was Lola niet meer het enige buitenbeentje. Lynn zorgde goed voor hun allemaal en ze leefden nog lang en gelukkig.

Reageer (2)

  • OpgeroldEten

    Bij de eerste regel kreeg ik al gelijk een glimlach op mijn gezicht. Dit is namelijk het origineelste verhaal dat ik heb gelezen.

    1 decennium geleden
  • Machiavelli

    Leuk verhaal 8D

    Ik hoop dat je gaat winnen ;) Sorry voor de kortere reactie, maar ik help al feedback gegeven :')

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen