Opdr. 2 [PrincesSnape]
De wind waaide langs mijn zwarte haren. Een glimlach sierde mijn gezicht. Eindelijk stond ik boven op het vrijheidsbeeld in New York City. Hier had ik vijftien jaar lang van gedroomd. En iedere keer dat er een verassinguitje op de planning stond hoopte ik dat mijn ouders zich de moeite namen om twee blokken verder te lopen, de boot te nemen, het standbeeld op te klimmen en te genieten van de vrijheid die de wind had, die de vogels hadden, die je ogen hadden. Jarenlang had ik gebedeld of we niet een keer het bekendste beeld van heel Amerika op konden klimmen om te kunnen...
‘Doorlopen, kleine Kathy.’ Ruw werd ik uit mijn dagdroom gehaald. Een por in mijn rug benadrukte de woorden van mijn klasgenoot. Langzaam sjokte ik achter hen aan, de andere kant bekijken.
‘Ben je moe, kleine Kathy? Moet je niet naar bed?’ spotte iemand anders.
Vanwege mijn lengte, en mijn stille voorkomen werd ik al sinds jaar en dag gepest. Nooit had ik hen iets gedaan, integendeel, ik had alles gedaan wat ze wilden dat ik deed. Maar ik kreeg er niets voor terug, behalve pesterijen. Maar ik liet alles over me heen komen. Zo was ik wel, klein en verlegen als ik was.
Ik bleef even staan om naar de overkant te kijken. Niets kon me nu nog in de weg staan. Mijn droom was eindelijk uitgekomen. De meeste wilden een nieuwe mobiel, of een nieuwe game, maar dit was voor mij al genoeg. De vrijheid voelen die mijn geest kreeg. Het voelde als een nieuwe begin.
‘Katherine, kom je erbij staan om naar de uitleg van de leraar te luisteren.’ riep een begeleider.
Een jongen stootte een andere jongen. ‘Klein Kathy is weer sloom, ze kan ons niet eens bijhouden.’ zei hij, en samen begonnen ze te lachen.
Op een drafje liep ik naar de leraar die net begon te vertellen over de geschiedenis van het beeld. Mijn blik ging naar boven, naar de 24-karaats vlam van bladgoud. Ik kende de hele geschiedenis al. Al mijn vrije tijd had ik gespendeerd aan het opzoeken van informatie over het vrijheidsbeeld. Gemaakt in France, vervolgens vervoerd naar New York als cadeau. De ijzerconstructie is gemaakt door dezelfde maker als de Eifeltoren.
‘Let je wel op, Katherine?’ vroeg de leraar.
Verstrooid keek ik terug en knikte.
‘Goed. Weet iemand waar het vrijheidsbeeld voor staat?’ ging de leraar verder.
Voorzichtig stak ik mijn vinger op.
‘Echt niemand?’ vroeg hij verbaasd.
Zuchtend deed ik mijn hand weer omlaag en mijn ogen zochten de overkant. In de verte zag ik wel wat bewegen op de oever, maar veel viel er niet te zien. Mijn aandacht was al gauw gevestigd op de bootjes die lang voeren.
‘Zo, wij gaan alvast naar de boot. Jullie krijgen uiterlijk nog een half uur om rond te kijken.’ eindigde de leerkracht zijn verhaal.
Ik gaf de leerkracht tien seconden en draaide me toen razendsnel om, om achter hem aan te gaan, maar de groep had zich al om me heen verzameld.
‘Je gaat toch niet naar onder, kleine Kathy?’ zei iemand smadend.
‘Zag je dat, ze lette helemaal niet op!’ riep iemand anders.
‘Nee natuurlijk niet, ze was te moe. Ze heeft haar middagdutje gemist.’
‘Of nee, dat is het niet. Ze is gewoon een kitten. Dat zijn nachtdieren, en zijn niet gewend aan het leven overdag. Daarom was ze vast zo moe.’ riep weer iemand anders.
‘Kleine Kathy kitten.’ spotte iemand.
‘Ja, inderdaad, zien jullie dat dan niet? Dat verklaart haar zwarte haren, en haar groene ogen.’
Iedereen begon te lachen. Ik voelde de haat in mij groeien. Het was als een ballon die op knappen stond.
Ik moest nu naar voren lopen, en zeggen dat ze op moesten houden.
“Dat zouden ze toch niet doen.”
Ik moest op de rand van de sokkel gaan staan, en zeggen dat als ze niet ophielden dat ik dan naar onder zou springen.
“Dat zouden ze toch niet doen, sterker nog, ze zouden met juist zeggen om het wel te doen.”
Dan moest het maar op een laffe manier. Recht op hen af rennen, en naar onder vluchten.
“En wat dan nog, ze zouden me tegen houden.”
Natuurlijk niet, ze zouden verbaasd zijn en dan zou ik al lang onder zijn.
“Maar ze zijn met zo velen, een van hen is vast wel alert.”
Twee tegenstrijdige stemmen schoten door mijn hoofd. Mijn hoofd, mijn hersenen, aan wie ik al veel goede rapporten te danken had.
“Je bent gewoon te laf!” zei mijn negatieve kant.
Dat was het, ik was gewoon te laf om iets te ondernemen, om ook maar iets te zeggen. En de haat die ik nu verzamelde, zou ik afreageren op mijn vrienden, die ik langzamerhand ook aan het verliezen was.
Ik veegde verwoed een traan uit mijn ooghoek.
‘Kijk, nu begint ze ook nog te huilen.’ riep iemand.
De rest begon weer te lachen en iemand kwam op me afgelopen. Hardhandig pakte ze mijn schooltas af en gooide die in het water.
‘Nu heb je reden om te huilen, liefje.’ zei ze spottend, terwijl ze me over mijn gezicht aaide.
Woedend beet ik richting haar hand, die ze net op tijd terug trok.
Plotseling liep een jongen van achter in de kring richting mij.
‘Laat haar toch met rust, jongens. Zien jullie dan niet dat ze zielig is. Ze kan er zelf ook niets aan doen dat ze zo lelijk is.’
De rest begon weer te lachen. Het schaamrood stond op mijn kaken.
‘Maar we gaan haar een beetje helpen.’ ging de jongen verder, terwijl hij plastic handschoenen aandeed, en een geweer uit zijn jaszak haalde.
De klas vatte het als een grapje op, maar mijn hart ging tekeer. “Hij wil mij dood hebben.” flitste het door mijn hoofd.
Maar het tegendeel werd bewezen toen hij vlak achter mij ging staan. Het pistool legde hij in mijn handen, en vouwde zijn handen erover heen.
Het duizelde voor mijn ogen. Het vorige plan had nog beter geleken, tegen het plan wat hij nu in gedachten had.
‘Wij gaan samen een einde maken aan die pesterijen.’ fluisterde hij in mijn oor terwijl hij de trekker overhaalde en ongeveer de helft van de mensen dood schoot.
Hij had moorden gepleegd en ik zou er voor opdraaien.
De lacherige sfeer die er eerst hing, werd vervangen door paniek en chaos. Sommige bleven perplex staan, en andere renden zo snel mogelijk naar onder.
Alle sporen zouden naar mij leiden.
De jongen liet mij los. Bijna alle kinderen waren dood of weg.
Hij pakte mijn hand, en duwde ermee op zijn borstkast, ging op de rand staan.
‘Zie je nou wel, alles is over.’ zei hij met een glimlach en sprong.
Even maar had ik de neiging om zelf op de rand te gaan staan of om het pistool tegen mijn hoofd te zetten, en zelf de trekker over de halen, maar ik bedacht me, en bleef staan.
In de verte hoorde ik sirenes loeien. Het nieuws was uitgelekt. Mijn droom was een nachtmerrie geworden. Het vrijheidsbeeld betekende het einde van mijn vrijheid. Ik zou opdraaien voor een moord die ik niet gepleegd had. Of in feite toch wel. Ik had de trekker overgehaald. Op het pistool stonden mijn vingerafdrukken. Er zouden kruitsporen gevonden worden op mijn kleding. Ik had motief en mogelijkheid. Kortom, ál het bewijs zou naar mij leiden. Het was gewoon zo doordacht! Zelfs op de dader zou een handafdruk gevonden worden van mijn grootte, die erop zou wijzen dat ik hem in het water had geduwd.
Ik keek omlaag naar het water, waar alleen nog maar de rimpel zichtbaar was op de plek waar hij neer was gekomen. Ontzet bleven mensen staan om te kijken naar het tafereel.
‘Handen omhoog.’ klonk het achter me. ‘En langzaam omdraaien.’
Ik draaide me om, en zakte huilend ik elkaar.
‘Neem me maar. Ik heb het gedaan.’ zei ik en stak mijn handen naar voren om gearresteerd te worden.
Reageer (1)
Een originele inzending. Ook mooi verteld met de tegenstrijdigheden in haar hoofd en de onverwachte wending van de jongen die haar het pistool in de handen duwt. De plek is mooi gebruikt en heeft een mooie symbolische waarde in het verhaal. Ook een heel leuke schrijfstijl, waardoor ik met veel plezier het verhaal uitgelezen heb.
1 decennium geleden