De wegisweg
1.
Het is geweldig om, vergezeld door een tovenaar, in de wegisweg te zijn. Het zou al geweldig zijn om zónder een tovenaar in de wegisweg te zijn; al zou je er, als dreuzel, niet veel van begrijpen. Wat ik met dreuzel bedoel? Iemand die niet kan toveren. Ik weet niet of ik mezelf nu nou wel of niet een dreuzel moet noemen. Ik ben wel een heks, maar kan nog niet toveren. ‘We kunnen beter eerst naar goudgrijp gaan, de tovenaarsbank.’ De stem van professor Adelaer wekt me op uit mijn gedachten. ‘Eh, ik heb toch geen geld op die bank, professor?’ vraag ik verlegen. Adelaer glimlacht. ‘Je hebt een… ver familielid die ook tovenaar was. Een héél ver familielid, volgens mij. In zijn testament staat dat hij al zijn geld heeft nagelaten aan de eerste tovenaar of heks die in de familie kwam – als die ooit zou komen, tenminste, want hij heeft zelf nooit kinderen gekregen en zijn hele familie bestond uit dreuzels.’ Hij wendt zich tot mijn ouders, die gefascineerd naar alles om zich heen kijken. ‘Gaat u met ons mee, meneer en mevrouw Amor,’ zegt hij en we lopen gezamenlijk naar de bank.
Na de schrik dat er kobolden op de bank werken en na een wild ritje in een karretje, komen we dan eindelijk bij mijn kluis. Tot mijn verassing ligt er een zee van grote, gouden munten (‘Galjoenen,’ zegt Adelaer), zilveren munten (‘Dat zijn Sikkels’) en kleine, bronzen muntjes (‘De knoeten!’). Adelaer helpt me met geld in een buidel doen terwijl mijn ouders nog steeds geschokt, vanwege al dat geld, toekijken. We stappen in het karretje voor de terugreis.
‘Zo, waar zullen we nu heen?’ vraagt mijn vader nadat we uit goudgrijp gekomen zijn. ‘Ik moet nog… een toverstaf, mantels, een ketel, toverdrankingrediënten, en boeken,’ som ik op. ‘We zijn het meest dichtbij klieder & vlek, de boekenwinkel,’ zegt Adelaer en hij wijst naar een winkel met verscheidene boeken in de etalage. ‘Nou, dan gaan we daar eerst heen,’ zegt mijn moeder en we lopen de winkel binnen. Ik lees welke boeken ik moet hebben;
Het Standaard Spreukenboek (Niveau 1), door Miranda Wiggelaar
De Geschiedenis van de Toverkunst, door Mathilda Belladonna
Theoretische Grondslagen der Magie, door Adalbert Zwatel
Gedaanteverandering: een Boek voor Beginners, door Emeric Morfo
Magische Brouwsels en Drankjes, door Spiritus Zalmander
De Zwarte Kunsten: Een Handboek voor Zelfbescherming, door Quinten Tondel
De eigenaar, een kalende, lange man, komt naar me toe gelopen. ‘Ah, een nieuwe school leerling, neem ik aan?’ zegt hij vrolijk en zonder op antwoord te wachten gaat hij verder. ‘Ah, ja, ik zie het al,’ hij werpt een blik op mijn boekenlijst, ‘een eerstejaars. Ik heb toevallig nog een stapel – ik denk, laat ik alvast wat boeken bij elkaar leggen, dan hoeven mijn klanten niet te zoeken! Of te toveren, uiteraard. Klant is koning!’ Lachend loopt hij weg en binnen no-time is hij alweer terug, dit keer met een stapel boeken in zijn handen. ‘Anders nog iets?’ vraagt hij vriendelijk. ‘Ik, eh, mag ik nog even rondkijken?’ vraag ik aan mijn ouders. ‘Ja hoor, natuurlijk, dan doen wij dat ook!’ zegt mijn vader vrolijk. De eigenaar wenkt zich tot een andere klant en ik loop naar een hoge boekenkast en trek er een boekje uit. Op de achterkant zit een etiket (“Een tikje van je toverstok en dit etiket is pleite!”):
Je hebt een dagboek, maar nooit zin om in te schrijven?
Dan is dit de oplossing!
Met de bijgesloten veer hoef je alleen maar heel hard te denken wat je wil opschrijven en hij schrijft het voor je – en ook nog eens geluidloos, zodat niemand kan horen dat je (of eigenlijk, de veer) in je dagboek schrijft!
Wauw… Wat zou ik dat graag willen kopen!
Maar ik koop het niet.
Ik loop verder.
Stapsgewijs Dingen Maken Die U Versteld Doen Staan
-
Een handboek voor de creatieve magiër
Ik sla het open. Op de eerste pagina staat hoe je een simpele (!), bewegende tekening maakt. Ergens in het midden kan je een poppetje maken dat loopt en praat en bijna menselijk is – wauw. Dit wil ik nog veel liever hebben!
‘Dat is een bijzonder boek dat je daar hebt,’ zegt een stem in mijn oor. Ik schrik me een hoedje en laat bijna het boek vallen. ‘Als je dat allemaal kan ben je een waanzinnige magiër,’ gaat de winkeleigenaar door, ‘en loop je voor op je klasgenoten. Weet je wat?’ Hij trekt een boek uit de kast, ‘als je dat handboek koopt, krijg je van mij deze erbij – ook al zo’n leerzaam boek met leuke spreuken en zo.’ Hij laat het boek zien.
Hier leer je veel van!
Een boek voor de jonge tovenaar met een gevoel voor toveren.
Dat is een goed aanbod! Dat boek zou ik ook best willen hebben, en twee voor de prijs van één…
‘Ik doe het,’ zeg ik. De eigenaar glimlacht.
‘Dat is dan 7 galjoenen en 3 sikkels,’ zegt hij. Ik zoek het geld bij elkaar en leg het in zijn hand.
‘Mam, pap, zullen we verder gaan?’
‘Ik heb nu een uil, een ketel, ingrediënten en mantels,’ som ik op. ‘Dan moeten we nog een toverstok… Toch?’ zegt mijn vader. Ik knik. Adelaer begeleidt ons naar een winkel genaamd ‘Olivander’. In de etalage liggen enkele toverstokken in houten doosjes. Nerveus stap ik binnen. Een man stapt op me af en zegt: ‘Dag, jongedame, zeker nieuw op zweinstein?’ Ik knik verlegen. ‘Ik ben Olivander – zoon van Olivander. Aangenaam,’ zegt Olivander. ‘Eh… A-aangenaam,’ stamel ik. Olivander glimlacht en verdwijnt naar een kast. Hij komt terug met een kartonnen doosje waar op ‘Olivander’ staat. In het doosje zit een toverstok. ‘Zwiep er maar eens mee,’ zegt Olivander en opgelaten zwiep ik met de toverstok. Olivander schudt zijn hoofd. Ik heb er drie geprobeerd als ik met een vierde zwiep en er rode vonken uit spuiten en ik me warm van binnen voel – dat moet vast de goede stok zijn! ’28,2 centimeter, beukenhout, staarthaar van een eenhoorn, heeft een fijne zwiep. Een krachtige stok – een van mijn favorieten, als ik dat zo mag zeggen…’ mompelt Olivander. Hij doet hem in een ander, houten doosje, dat bekleedt is met paars fluweel en geeft hem aan mij. Ik geef hem 8 galjoenen voor de stok en loop, samen met mijn ouders en Adelaer, die aan het kletsen zijn, naar buiten.
‘Denk eraan, 1 september, 11 uur ’s ochtends vertrekt de trein. Je moet op perron 9 ¾ zijn, daar kom je door recht op het hek van perron 9 af te lopen,’ zegt Adelaer. ‘Voordat het 1 september is mag je niet toveren – dat mag nooit als je thuis bent, totdat je 17 bent en dus meerderjarig,’ besluit hij. Ik knik. Mijn moeder schraapt haar keel. ‘Zullen we dan naar huis gaan?’
Er zijn nog geen reacties.