“Ik mis je,” de woorden rolden over de lippen van een man bij een van de graven op het kerkhof. De man was de zoon van degene bij wiens graf hij stond. De man z’n lichtblauwe ogen stonden treurig, ook al was het vijf jaar geleden dat zijn vader was gestorven. Zijn vader had dapper gevochten in Afghanistan, maar was gesneuveld. De man, Michael genaamd, knielde neer bij het kleine fotootje van zijn vader. Die er in zijn legeruniform trots uitzag en ook wel streng. Michael Salueerde bij het fotootje en liep met stevige schreden weg van het graf van zijn vader, naar de auto waar zijn oudere zus,Jane, zat te wachten. Zij had het niet zo op kerkhoven en er alleen maar ik de buurt van zijn liet een rilling over haar rug lopen.
“Kan je een beetje sneller zijn volgende keer Michael?” vroeg Jane vriendelijk, “ik weet dat je pa mist maar het is al 17 uur.”
Michael verontschuldigde zich en nam plek in de passagiersstoel. De radio stond op Q-music waar I belong to you van Muse op te horen was. In de auto was het stil voor zo’n kwartier, Jane concentreerde zich volledig op de weg.
“Jane?” vroeg Michael weifelend. Hij had zijn hoofd naar de achterbank gericht, waar een knuffeltje van Jane’s dochter , Elisabeth, lag.
“Ja?” vroeg Jane, ze wende haar blik vijf seconden af van de weg, maar keek al snel weer naar de weg.
“Ik ben echt blij om je als zus te hebben, weet je?” zei Michael, “Ik kan me niet voorstellen dat Alec me hier ooit naar toe zou rijden. Het kerkhof breng hem te veel nare herinneringen.”
“Geen probleem, Michael,” antwoordde Jane, “Daar heb je zussen voor.”
Eenmaal thuis kwam Elisabeth op haar moeder aflopen, achter haar trippelde Elias, Michael’s zoontje. Elias was een spraakzame jongen van vier jaar. Deze keer keek hij nieuwsgierig naar zijn vader, er was iets mis.
“Wat is er papa?” vroeg Elias toen Michael de jongen oppakte en kietelde.
“Ik ben verdrietig, Elias, want het is vandaag vijf jaar geleden dat hij is gestorven,” zei hij en aaide zijn zoon over zijn krullenbol.
“Wie is gestorven, papa?” vroeg de nieuwsgierige Elias en keek zijn vader in de ogen.
“Mijn eigen vader,” zei Michael vriendelijk maar met tranen in zijn ogen. Elias wist dat hij zijn vader nu met rust moest laten, maar hij wou helpen, hij kon zijn vader niet zien huilen.
“Maar papa,” zei de jongen, “hij leeft toch nog altijd? Misschien niet meer op deze aarde, maar in je hart!”
“Inderdaad, Elias, en hij zal altijd in mijn hart leven. Ondertussen waren ze binnen, Marianne, Michael’s vrouw, was een boek aan het lezen, Alibi van Pieter Aspe. Zijn oudere dochter, die haar grootvader nog wel gekend had, zat achter de computer. Zij was verzot op muziek en had YouTube hele dagen openstaan.
“Julia,” zei Michael, dat was de naam van zijn oudste dochter. Zij keek verward op.
“Ja, vader?” vroeg ze.
“Kom eens hier,” gebood Michael en Julia luisterde, lichtvoetig kwam ze naar hem toe. Ondertussen haalde Michael een zakhorloge aan een ketting van zijn nek.
“Deze is van mijn vader geweest, ik wil dat jij hem hebt,” zei hij en drukte de ketting in Julia’s hand. Julia staarde naar de ketting.
“Papa, meen je dat?” vroeg ze, ietwat verward.
“Ja, hij zou willen dat jij hem kreeg,” zei hij. Julia knuffelde haar vader,
“Dat! Dat is geweldig! Dank je papa!” een traan rolde over haar wangen, ze wist immers wat deze ketting in het algemeen voor haar vader betekende, hij zou er nooit echt afstand van doen, tenminste dat dacht ze. Michael glimlachte naar zijn dochter, hij wist dat zijn vader trots op haar zou zijn, dat kon niet anders. Kleine Elias was ondertussen naar zijn teddybeer gewaggeld.
“Knuddy lief!” zei hij en knuffelde de kleine beer. Knuddy, zo noemde hij elke teddybeer die hij bezat, anders had hij te veel andere namen, met zijn grote knuffelcollectie. Jackson, de man van Jane, riep iedereen samen om te eten, hij was de kok in huis. Hij was dan ook de beste kok, veruit. Ze gingen allemaal rond de tafel zitten die aan de kleine hand begon te worden, zeker nu Elias ook mee at. En, hoewel de tafel klein was, was er sfeer genoeg. Iedereen praatte door elkaar. Vandaag had Jackson een soort van stoofpotje gemaakt, het lievelingsstoofpotje van hun vader. Er was ook drank genoeg, ieder vond zijn zin tussen het rijkelijk uitgestalde drinken in de keuken. Het was een maaltijd waarbij het eten sneeuwde en drinken regende, zoals de Hobbits zouden zeggen. Net voor ze wilden gaan eten hield Jane een kleine toast:
“Op Peter*! Wie een geweldige vader en grootvader was, voor ieder die hij in zijn hart sloot”
zei ze en de glazen tikten ze tegen elkaar, met een vage echo zei Michael er nog achteraan:
“Op Peter,”

*Peter Claus Westfeld, de vader van Michael en Jane, schoonvader van Jackson en Marianne en de grootvader van Elisabeth, Elias & Julia.

Reageer (1)

  • Holmes

    Op zich vond ik dit een heel origineel en goed uitgewerkt verhaal. Het greep me wel aan, doordat het zo echt is. Er zijn wel enkele puntjes van kritiek.
    Je schrijfstijl is wel goed, maar ergens wringt het toch een beetje bij me. Ik weet niet waarom, maar ik moest me door het verhaal heen slepen. Af en toe was de zinsconstructie niet echt vlot, wat me een beetje stoorde.
    Ook, je geeft op een korte tijd veel namen, waardoor het soms wat moeilijk werd. Je legt wel uit wie wie is, maar toch bleef het ingewikkeld om te begrijpen.
    Ik vond het wel leuk dat je zo gedetailleerd bent, zoals met het liedje of de boek, maar dit is niet altijd nodig. Toch stoorde het niet echt.
    In het geheel een goed, interessant verhaal, met enkele minpuntjes.

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen