Foto bij Berlin, 1945

OPDRACHT 3 Inleverdatum: Zondag 22 mei 2011
Alles draait nu om emoties. De opdracht is dus weer heel ruimdenkend. We verwachten nu ook, omdat we al verder in de wedstrijd zijn, dat jullie ons echt kunnen laten meevoelen met jullie personages. Waarom handelt deze persoon zo? En waarom kiest hij/zij deze weg in plaats van die anderen? Maar vooral, waarom voelt hij/zij zich zo. Het is dus de bedoeling dat je hieronder een foto van een bloem kiest die je mee gebruikt als vertrekpunt, samen met een zelfgekozen emotie. (Laat even weten welke je kiest en welke emotie je gaat gebruiken.) Voor de verandering mag het deze keer geen! fanfiction zijn. Dus je personages moeten compleet zelfverzonnen zijn. Probeer ook om een diepere betekenis aan je verhaal te geven en de bloem ook niet op de meest voor de hand liggend manier te gebruiken.Iedereen moet een andere emotie kiezen. Er zijn er genoeg en zo voorkom je ook dat de verhalen te veel op elkaar gaan lijken.
Mijn emotie: verdriet.

Wazig staarde ik voor me uit, niet gericht ergens naar kijkend. De regendruppels tikten op het dak, maar ik lette er niet op. Ik durfde me niet te bewegen, geen licht aan te doen. Ze hadden me dat verboden, ik mocht deze kast bijna nooit uit, alleen als zij het zeiden. Ze kwamen altijd in de avond of zelfs in de nacht, voor mij was het hetzelfde. Ik had geen besef van tijd, ik zou ook echt niet weten hoe lang ik hier zit. Twee weken, twee maanden, misschien wel een jaar? Er waren dagen dat ik niks te eten of te drinken kreeg, me wassen kon ik als ik geluk had een keer in de twee weken, en de buren niet thuis waren.

De buren hoorden alles, altijd. Zo zijn mijn ouders meegenomen door de Duitsers vorige week. De buren hadden geklaagd geluid te horen, en toen ze kwamen vonden ze mijn ouders. Het liefst had ik gegild en geschreeuwd, maar ik dwong mezelf en mijn zusje stil te blijven, voor wij ook mee zouden moeten. Tranen liepen over mijn wangen als ik eraan terugdacht. Ze stormden binnen en begonnen te schreeuwen, gooiden spullen om, en begonnen op pap en mam in te slaan. Ze sloegen tot ze bewusteloos neervielen, en sleepten ze toen mee. Alles wat voor de soldaten waardevol was stopten ze in een zak en namen ze ook mee.

Nu hadden ze gister ook nog Mary meegenomen, mijn jongere zusje. Dat vond ik nog het ergste, ze was pas 12. Ik had geluk dat ze mij niet vonden, omdat ik achter het tweede schot in de kast verstopt zat. Maar ze kwamen terug, dat wist ik zeker. Hoelang ik hier nog moest zitten weet ik niet, maar ik hoopte dat deze rotoorlog snel voorbij was. Het maakte de mensen kapot, families werden uit elkaar gerukt, mensen werden meegenomen. De tranen stroomden nu over mijn wangen, maar ik probeerde geen geluid te maken. Ik had geen familie meer, ze waren allemaal dood, vermoord door de duitsers. Ik heb zelf gezien hoe ze dat met andere joden deden in het ghetto.

Maar ik wilde niet opgeven, ondanks dat ik alles kwijt was. Ik werd opgeschrikt door een oorverdovende knal. Niet veel later volgde er nog een, ik kon het huis helemaal voelen trillen. Ze waren weer eens aan het bombarderen. Er werd hard op de kamerdeur gebonkt. ‘Wegwezen, het hele gebouw gaat zo instorten!’ werd er geroepen. Voorzichtig zette ik de kastdeur op een kiertje open. Op dat moment zag ik iets inslaan in de voorgevel, ik hoorde niks meer dan een harde piep. Angstig trok ik de voordeur open, allemaal mensen renden naar beneden. Ik wachtte tot iedereen weg was, en begon toen zelf te rennen.

Ongezien kwam ik in het oude ghetto, waar de huizen uitgebrand en half ingestort langs de straten stonden. Alle herinneringen kwamen weer boven, hoe we hier nog onze kranten en broodjes verkochten om een beetje geld te verdienen. Met pijn in mijn hart liep ik door mijn oude buurt. Hier had ik ooit gewoond, dit was ooit mijn thuis. Toen alles nog goed was. Het verdriet wat ik voelde in mijn hart was eigenlijk te groot om als 18 jarige te dragen, maar ik wilde volhouden. Ik zou niet opgeven, ik zou het doen voor mijn familie. Voor de mensen die ooit mijn familie waren.

Twee weken probeerde ik te overleven, zoekend naar voedsel en onderdak, wat bijna nergens te vinden was. Het enige waar ik het mee moest doen was een blik bonen, wat ik gister in een kelder vond. Water probeerde ik op te vangen als het regende. Ik schrok van een raar schrapend geluid. Zo ver ik kon kroop ik weg in een hoekje. Het geluid kwam steeds dichterbij. Ik durfde me niet te bewegen, ik was er geweest. ‘Ik was hier eerder’, klonk een zachte stem. Verbaasd keek ik op, en zag een klein meisje, een deken stevig in haar armpjes klemmend. Ik wist niet waarom, maar even glimlachte ik. Ze zakte op de grond tegenover me. Ik snelde me naar haar toe. Het laatste beetje regenwater wat ik had goot ik in haar mond, zij had het nu harder nodig dan ik. ‘Dankje’, fluisterde schor. Ik trok haar even tegen me aan. Het was het eerste 'goede' levende wezen wat ik was tegengekomen, iemand die niet aan de kant van Hitler stond. Ik zou voor haar zorgen, zolang als ik kon.

Ik legde haar op een droog plekje onder haar deken. Ze was pas 7, maar moest al zoveel meemaken. Het brak mijn hart om haar zo te zien. Ook zij had waarschijnlijk haar familie verloren, dit hoorde ze niet mee te maken. Ze hoorde niet te overleven, een kind moest spelen, van het leven genieten. Ik hoopte dat ze dat ooit nog kon. De hele nacht bleef ik over haar waken. Zelf kon ik toch niet slapen. Ik dacht terug aan de tijd met mijn familie, toen ik nog klein was. Toen was alles nog goed, we speelden met de bal op het gras, toen kon dat nog. De bloemen, die bloeiden als het lente werd. Nu was alles verwoest, families uit elkaar gerukt. Het deed me verdriet dat een iemand zoveel schade kon aanrichten. Het zou nooit meer hetzelfde zijn.

Voorzichtig pakte ik haar op en legde haar over mijn schouder. Ik voelde dat ik het niet lang ging volhouden, maar ik kon haar ook niet alles laten lopen, daar was ze te zwak voor. Buiten regende het, maar zo snel als ik kon probeerde ik een plek te vinden waar we niet gezien werden. Ik liep door iets wat vroeger een tuin was, dat was te zien aan de paar bloemen die er nog groeiden, en de rest wat er vertrapt en dood bij lag. Ik plukte een bloem en nam hem mee, als teken dat er nog iets leefde. Vermoeid en uitgeput zakte ik neer in een huis, of wat daar nog van over was. De bloem legde ik neer bij het meisje. Met haar doffe ogen keek ze me aan, en pakte de bloem op. ‘Hij is mooi’, bracht ze met moeite uit.

Midden in de nacht klonk er geratel, wat steeds harder leek te worden. Ik kroop verder onder de dekens, in de hoop dat het niet hierheen zou komen. Stemmen kwamen dichterbij, wat me angstig maakte. Er werd geschreeuwd, en duidelijk geschoten. Tranen rolden over mijn wangen, tot ik de schrik van mijn leven kreeg. Een grote donkere gestalte dook voor me op. ‘Hier zitten er een paar’, schreeuwde de gestalte. Een geweer werd op me gericht. Dit was het einde, ging er door me heen. Ik had gedaan wat ik kon. Snel wierp ik nog een blik op het meisje, de bloem stevig in haar kleine handjes geklemd. De trekker werd overgehaald. Even voelde ik een onvoorstelbare pijn, toen was alles over. Het was voorbij, ik had het niet gered.


-5 jaar later-

Ik legde de bloemen bij haar graf, althans, het graf wat ik voor haar gemaakt had. Ze had haar leven voor mij gegeven, in die ene nacht. Ik wist haar naam niet, maar toch was ze voor mij een held. De dag nadat zij stierf kwamen de bevrijders, die mij vonden en meenamen. Ik streek mijn haar uit mijn gezicht, en legde een bloem bij het graf. Dezelfde bloem die ze me had gegeven de nacht dat de soldaten kwamen. Een traan rolde uit mijn ooghoek. Ik zou haar nooit vergeten, zij was degene die me gered had. Ik stond op, en stak mijn hand uit naar de vrouw die naast me stond. Mijn moeder, ik had haar teruggevonden, allemaal dankzij haar.

Reageer (1)

  • Joycieeee

    Prachtig (flower)
    zo mooi geschreven over wat een oorlog met mensen kan doen

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen