Hoofdstuk 20.
Damien trekt de deur helemaal open en vliegt Samir aan. Ze beginnen te vechten en delen raken klappen uit. Ik sla mijn handen voor mijn gezicht als Damien Samir recht in zijn gezicht slaat. ‘Aimee, haal Damian’ roept Samir. Ik sprint het huisje binnen en zie mijn zoon in zijn boxje staan. Hij kijkt me met grote bange ogen aan en ik til hem snel op en aai langs zijn wangetje. ‘Mama is hier, alles komt goed’ sus ik hem. Ik loop het huis uit en zie hoe Damien Samir helemaal kapot slaat. Dat was te voorzien. Iemand uit het leger kan een voetballer makkelijk aan. Ik weet niets te doen maar besluit om Damien een trap tegen zijn hoofd aan te geven. Hij draait zich met een ruk naar me om en kijkt me vol pure haat aan. Ik houd Damian stevig vast en kijk Damien met een zelfverzekerde blik aan. Ik voel me helemaal niet zelfverzekerd en doe alsof maar hij lijkt erin te trappen. Samir springt soepel overeind en rent naar me toe. Hij komt beschermend voor me staan. De tranen stromen in dikke riviertjes over mijn wangen heen. ‘Rot op’ gilt Damien dan. De tranen stromen over zijn wangen en hij rent het huisje binnen. De twijfel slaat om mijn hart. Ik kan hem zo toch niet achterlaten. Wat als hij zichzelf wat aandoet? Dan is dat mijn schuld. Ik geef Damian aan Samir die me raar aankijkt. ‘Ik kan hem niet achterlaten’ fluister ik zacht. Ik aai met de rug van mijn hand langs zijn wang. Hij kijkt me verbaast aan en ik kijk hem pijnlijk aan. ‘Ga met Damian naar het hotel en wacht op me. Ik kom er zo aan’ glimlach ik zwakjes. Samir schudt zijn hoofd en blijft staan. ‘Alsjeblieft, dit moet ik doen’ zeg ik zachtjes. Hij zucht eens diep en kust me dan zachtjes op mijn mond. ‘Als je over 2 uur nog niet bent gekomen dan bel ik de politie’ zegt hij dan. Ik knik langzaam en dan draait hij zich om en beent het bos uit met Damian in zijn armen. Ik zucht zachtjes en draai me dan om zodat ik het huisje zie. Ik klop op de deur. ‘Rot op’ gilt Damien. Zijn stem klinkt zo verschrikkelijk gebroken dat ik ervan schrik. ‘Ik ben het’ fluister ik. Ik hoor een hoop gestommel en dan gaat de deur langzaam open. Mijn ogen kijken recht in de welbekende ogen van Damien. ‘Wat moet je?’ vraagt hij bot. ‘Praten’ zeg ik zachtjes. ‘Waarom wil je praten, je hebt toch alles. Een zoon, een rijke vent. Wat moet je nu nog van me?’ hij schreeuwt de woorden bijna uit. Ik kijk hem alleen maar smekend aan. Hij opent de deur verder en ik stap naar binnen. Hij knalt de deur met een harde knal achter me dicht. Ik schrik ervan en draai me geschrokken om.’Je bent gewoon bang van me’ zegt Damien. Hij trekt een vies hoofd als hij deze woorden zegt. Ik ga op de bank zitten en kijk naar hem.
Reageer (10)
Oke dat niet.
1 decennium geledenMaar dat doet er even niet toe.
ANDERS DAN EET IK JE OP OFZO.
1 decennium geledenEN GAST, ZE MOET TERUG NAAR SAMIR. ECHT WAAR
1 decennium geledenStomme knurft dat het is.
1 decennium geledenJoh hee, ik zou ook bang zijn voor die gast.
1 decennium geleden