Saviour Rose.
2. Hoop
3. Roos
De regendruppels vallen genadeloos naar beneden, en ze raken me met hun doorwekende vloeibaarheid. Ik voel er echter niets van, want ik kijk naar de roos.
Mijn roos. Zijn roos. De roos. Onze roos.
De lucht is pikzwart en zo af en toe verlicht een felle flits de buitenlucht, alvorens een luid gerommel door mijn trommelvliezen naar binnen dringt. Het is één minuut voor middernacht en ook al weet ik dat het te laat is, toch blijft die hoop in mij branden.
De regen verdooft mijn angst enigszins, en hij slaagt erin de tranen op mijn gezicht te verbergen.
Ik probeer me te herinneren hoe en waarom het zo gegaan is, maar mijn herinneringen zijn één grote zwarte massa waaruit ik maar twee dingen kan onderscheiden: deze zwarte roos, en de naam van de jongen aan wie hij toebehoort.
Lucas. Lucas, de jongen die alles voor mij betekende.
"Blijf hier, ga niet naar me op zoek. Ik kom terug voor middernacht, dat beloof ik je." Dat waren de laatste woorden die hij tegen me had gezegd, en alleen die belofte kon mij uit de afgrond, uit het diepe ravijn houden.
Ik scheur mijn blik los van de roos en kijk naar links. Oneindige zwarte leegte komt mij tegemoet, ik lig aan de rand van een diep ravijn terwijl ik wacht op mijn prins op het witte paard om me van de tanden van de hel te redden.
Ik probeer me voor te stellen dat hij niet terugkomt, maar op de een of andere manier lukt dat niet. Lucas moet terugkomen, anders zijn we beiden verloren.
Ik lijk vastgevroren in het moment, de klok op mijn arm tikt niet verder. Het is nog steeds één minuut voor middernacht, Lucas heeft nog één minuut voor ik me in de afgrond stort.
Hij is gegaan om het te regelen, om onze toekomst vast te zetten. Ik ben weggelopen van mijn heer, en hij probeert er voor te zorgen dat ik niet achtervolgd en opgepakt zal worden, om een lange martelweg tegemoet te gaan. Komt hij terug, dan zijn we gered en kunnen we onze plannen voor de toekomst voortzetten.
Komt hij niet terug, dan is alles verloren en ben ik sowieso dood. Hij zal vermoord worden door mijn heer en ruiters zullen erop uit gestuurd worden. Ze zullen echter met lege handen terugkeren, want over één minuut ben ik verdwenen.
De tijd lijkt weer verder te gaan, de seconden tikken voorbij. Ik richt mijn blik weer op de zwarte roos voor mij, haast onafscheidbaar van de buitenlucht. Op het dichtstbijzijnde blaadje rolt een druppel treurig naar beneden, en ik voel een plotselinge hopeloosheid over me heen komen.
Op dat moment besef ik dat hij het niet gered heeft, en dat het het beste voor ons beiden is als ik er nu een eind aan maak.
Mijn horloge geeft aan dat het tien seconden voor middernacht is als ik opsta en in de diepte voor mijn neus staar. De wind gaat door mijn haren en gooit ze in de war, maar het kan me niet uitmaken. De regen slaat in mijn gezicht en de donder teistert mijn oren, maar deze lichamelijke ongemakken zijn niets vergeleken bij de innerlijke pijn van het besef.
Hij is dood. Dat weet ik zeker.
Één seconde voor middernacht. Lucas is er nog niet, en ik haal diep adem. Ik spring in de leegte en wil me voorbereiden op de klap, maar in plaats daarvan voel ik een schreeuwende pijn bij mijn haarwortels. Mijn lichaam slaat met een klap tegen de wand van het ravijn terwijl ik stop met vallen, en angstig kijk ik op naar degene die mijn zelfmoordactie heeft voorkomen.
Lucas kijkt me aan van over de rand van het ravijn, zijn uitdrukking eentje van uiterste concentratie. Langs mijn ogen zie ik een zwart blaadje naar beneden dwarrelen, wat mij weer bij bewustzijn lijkt te brengen.
De roos is in mijn plaats gestorven, dat weet ik zeker.
Er zijn nog geen reacties.