Hoofdstuk 5.
Na een tijdje zegt Hagrid "Almira, jij moet net als de eerstejaars daarheen" hij wijst met zijn vinger naar de haven "omdat dit je eerste jaar is. Je zult met een paar andere eerstejaars in een roeibootje naar Zweinstein moeten varen en als je het meer over bent wacht Professor Anderling op jullie.". Ik knik vaag, ik neem afscheid van Harry, Ron, Hagrid en Hermelien, en loop naar de haven. Bij de haven staan allemaal eerstejaars bewonderend naar me te kijken, waarschijnlijk omdat ik er ouder uit zie dan de meeste hier. Ik word ingedeeld bij drie andere kinderen, een meisje met ravenzwart haar en felgroene ogen, een jongen met donkerblond haar en blauwe ogen en nog een jongen met rood haar en licht bruine ogen. "Laten we maar beginnen met roeien, voordat we de laatste zijn." zucht ik en ze mompelen instemmend. Jullie roeien rustig over het meer naar Zweinstein, in tegenstelling tot de andere zijn jullie erg stil en spreken jullie weinig. In de verte, aan de rand van het meer, zie je de koetsen waar Harry, Hermelien en Ron inzitten. Ze worden getrokken door licht angstaanjagende reptielachtige, glanzende zwarte paarden met grote vleermuisvleugels. Als je er langer naar kijkt, zijn ze eigenlijk helemaal niet meer zo angstaanjagend. "Waar kijk je naar?" vraagt een schelle en piepende stem wat je oren bijna doet klappen, van het meisje. "Niks." snauw ik terug, en ze kijkt me even bang aan. Ik grijns, en draai mijn hoofd weer om naar de paarden te kijken maar de koetsen zijn al weer weg. Telleurgesteld ga je verder met roeien, want de oever is nog maar een paar meter van jullie roeiboot verwijderd. Zodra de boot de oever raakt, spring ik er uit en heb ik de neiging om de grond te kussen. Wat ik niet doe, omdat het een erg geschifte eerste indruk geeft. Ik lach in mezelf om het feit dat ik het overwegen heb om te doen. Alle andere eerstejaars om me heen kijken met open mond naar het grote kasteel recht voor mijn neus, waar ik als enige blijkbaar geen aandacht aanbesteed. Ik loop in een rechte lijn voor me uit, naar een oude vrouw, waarschijnlijk Professor Anderling. Ze ziet er erg streng uit, voornamelijk doordat ze zo oud is, maar toch weet je meteen bij wie je op je woorden moet letten. Als ze me ziet staan, geeft ze me een klein glimlachje en loopt ze naar een man, die net ver van haar staat. Ze bespreekt even wat met hem en hij geeft een instemmend knikje. Hij loopt naar de plek waar ze net gestaan had en dan hoor ik ineens voetstappen mijn kant op komen. Ik draai mijn hoofd en kijk recht in de naderende ogen van Professor Anderling, shit wat moet die nou weer?
Er zijn nog geen reacties.