Hoofdstuk 4.
Ik zit zenuwachtig heen en weer te wiebelen, terwijl 3 paar ogen me vragen aan kijken. Draco heeft een gemene grijns op zijn gezicht, en kijkt me een beetje ongeduldig aan. Ik kan op dit moment zijn nek wel omdraaien, maar dat doe ik niet, ik heb geen zin om de dood van een sukkel zoals hem op mijn geweten te hebben. Ik zucht, en kijk ze even moeilijk aan. Dan komen twee jongens aan lopen, een kleine dikke jongen en daarnaast een iets langere en iets minder dikke jongen. "Drake kom je nog?" vraagt de kleine dikke. Hij laat een zachte zucht over zijn lippen komen "Ik kom er al aan Kwast." antwoord hij simpelweg. Hij geeft Harry een dodelijke blik, draaid zich om en loopt samen met Kwast en de andere jongen mee naar, waarschijnlijk, een andere coupe. De jongens besteden geen aandacht meer aan de vraag die Hermelien me had gesteld, en waren over een sport genaamd Zwerkbal aan het praten. Hermelien daarin tegen keek me nog steeds doordringend en vragend aan. Uiteindelijk wend ze haar blik van me af, en gaat er verder niet op in. Maar ik weet zeker dat ze er nog wel een keer op terug gaat vallen, maar nu niet. Ik kijk verveeld uit het raam, tot ik in de verte een station zie. "Is dat het eind station?" vraag ik vrolijk. Iedereen kijkt naar buiten "Jup, dat is het eind station." zegt Ron vrolijk. Ik kijk naar Harry, ik zit hier tegenover de vijand van mijn vader, 'De Jongen Die Bleef Leven', De uitverkorene om mijn vader te doden in de strijd van goed en kwaad. Mijn vader had ik al een half jaar niet gezien, vroeger dacht ik dat hij aan de goede kant stond en dat Dreuzels en mensen zoals Harry Potter echt slecht waren. Maar het afgelopen half jaar, ben ik er achter gekomen dat mijn vader, Voldemort, alleen onschuldige mensen dood die in zijn weg staan en niet de mensen die kwaad zijn voor de wereld. Diep in gedachten kijk ik naar Harry zijn litteken, wat ik niet door heb is dat de trein tot stilstand komt. Zachtjes schud Hermelien me door elkaar "Almira? We zijn er." zegt ze. Ik knipper even met mijn ogen, en wend dan mijn blik af van Harry zijn litteken. "Oke dan!" zeg ik vrolijk, en ik spring op. De conducteur roept door de microfoon dat je je spullen in de trein kan laten staan. We lopen naar buiten en daar staat, geloof het of niet, een reus! Ik kijk hem met grote ogen aan, in vergelijking met hém lijk ik nog kleiner. "Hallo Hagrid!" roepen Harry en Ron in koor. "Hallo Harry, Ron, Hermelien en..ehm?" hij kijkt me vragend aan. "Almira Kerianna." zeg ik met een zwakke glimlach en steek mijn hand uit, "Ik ben Rubeus Hagrid, maar noem me maar Hagrid." zeg hij lachend en hij pakt mijn hand vast. We schudden elkaars hand, en als hij los laat is mijn hand helemaal rood en pijnlijk. Hermelien grinnikt en fluisterd "Had ik ook de eerste keer dat ik zijn hand schudde." en we beginnen te lachen, ondanks Harry en Ron ons vragend aankijken, lijkt Hagrid het niet door te hebben.
Er zijn nog geen reacties.