19.
Zijn kamer was een beetje geeloranjeachtig van kleur. Er hingen een paar posters en er stond een foto van Tom, Andreas en hem op zijn nachtkastje. Het was opgeruimd en het rook er lekker. Ik zette een beetje ongemakkelijk mijn tas op de grond. “Ik denk dat je hier de weg wel vind?” vroeg Simone. Ik knikte. “De badkamer is de tweede deur links. Slaap lekker…” Ze glimlachte en deed de deur dicht.
Daar stond ik dan, midden in Bill’s kamer, en ik durfde geen stap te verzetten. Het is onmogelijk je voor te stellen hoe aanwezig hij kon zijn zonder ook maar in de buurt te verblijven. Normaal als ik zo met Bill geconfronteerd werd stond ik tussen duizenden fans met zijn naam op hun lijf en t-shirts, en kon ik niet begrijpen dat zij misschien wel net zo naar Bill keken als ik dat deed. Het was vervelend om te zien dat ik niet de enige was die aan hem dacht. Niet de enige die hem dacht te claimen.
Maar nu was er geen fan te bekennen. Ik was in zijn kamer. De kamer van die jongen waar ik naar gegild had. Waar ik om gehuild had. De jongen waar iedereen wel om gegild en gehuild had… Ik moest haast wel bevoorrecht zijn.
Ik was bang dat iemand de kamer binnen zou komen en me nog altijd in dezelfde positie aan zou treffen, dus ik pakte mijn tandenborstel uit mijn tas om naar de badkamer te lopen. Simone kwam daar net naar buiten. “Oh ehh, ik heb geen pyjama bij me” zei ik verontschuldigend. Meteen snelde ze naar haar eigen kamer en kwam met een netjes gevouwen pyjama terug. “Alsjeblieft! Nog iets anders nodig?” Ik schudde mijn hoofd. “Ik geloof dat ik verder alles wel heb.” Ze streek haar wijsvinger vluchtig over mijn wang. “Welterusten.” Ik glimlachte. “Welterusten.”
Ik poetste minstens 5 minuten mijn tanden zonder ook maar één gedachte in mijn hoofd om te laten gaan. Simone’s pyjama paste me precies. Ik had het een beetje koud.
Toen ik terug Bill’s kamer in liep, deed ik meteen het licht uit in de hoop dat ik in het donker misschien zou vergeten waar ik was. Het enige waar het echter in resulteerde, was dat ik struikelde over mijn tas en met mijn gezicht op het matras viel. Ik kreunde en tilde mezelf overeind. “Au” mompelde ik, tegelijk een beetje lachend om mijn eigen stomheid. Ik kroop onder de deken en sloot mijn ogen. Na twee seconden waren ze alweer open. Dit ging niet lukken.
Ik knipte het nachtlampje aan en staarde met wijd open ogen naar het plafond. Ik had het gevoel dat Bill’s kamer er nog precies zo uitzag zoals toen hij hier wegging. Misschien wat opgeruimder, maar niet anders. Het was geen typische jongenskamer. Geen meisjeskamer, ook. Het was… neutraal. Ik kon het niet anders noemen. Er hingen geen Playboybunny’s aan de muren, geen voetbalposters, er stonden geen wedstrijdbekers. Ik kon het niet laten om mijn hand even onder het matras te laten glijden, op zoek naar… typische jongensitems. Er lag niets. En ook onder het bed vond ik geen enkel tijdschrift waar hij zich voor zou schamen. Was hij nou echt zo braaf?
Er stond een bureau in de hoek van zijn kamer, vol pennen, papier, notitievellen en boeken die eruit zagen als tekenblokken. Het zag er niet uit alsof hij hier pas nog geweest was, maar het was ook niet zo zorgvuldig weggestopt als ik van hem verwacht had. Blijkbaar had hij geen geheimen voor zijn huisgenoten.
Ik durfde er niet naartoe te lopen. Aantekeningen van een ander lezen had ik eens gedaan, en nooit meer. Ik was bang dingen te zien die ik niet wilde weten. Het waren Bill’s spullen en die kon ik maar beter met rust laten.
Omdat ik hier nou niet direct méér slaap van kreeg, knipte ik het lampje weer uit en viel neer op het kussen. Ik zuchtte. “Welterusten,” fluisterde ik. Het was raar om Bill welterusten te wensen terwijl ik in zijn bed lag. In zijn bed, terwijl hij ergens ver van me vandaan was. Dit klopte van geen kanten.
Ik viel een paar keer bijna weg, maar het idee dat Bill hier had gelegen, en dat de geur die ik rook zijn geur was hield me wakker. Wat had ik mezelf aangedaan? Ik had in mijn eigen bed kunnen liggen, starend naar mijn posters, misschien wel huilend om Bill. Ik had wakker kunnen zijn omdat ik bang was dat mijn wekker af zou gaan zodra ik in slaap viel. Nu lag ik vanuit het bed van Bill Kaulitz naar Green Day te staren, en naar Nena. Ik had hem niet eens geloofd toen hij zei dat hij fan was. Bill was een geboren idool in mijn ogen, geen fan. Hij werd opeens zo menselijk.
Het was half vijf toen ik weer overeind ging zitten. Half vijf was een tijdstip waarop ik vond dat mensen hoorden te slapen. Het was veel te vroeg om op te staan, en te laat om nog naar bed te gaan. Half vijf was een tijdstip waarop je sliep, of wakker in bed lag. Een tijdstip waarop je op je telefoon keek hoe lang het nog duurde voor de deuren van de concertzaal open zouden gaan. Concerten van Tokio Hotel. De band van Bill Kaulitz, zanger, tieneridool. Degene voor wie meisjes wekenlang buiten in de kou lagen. Ik lag in zijn warme bed, doodmoe maar klaarwakker.
Ik had de neiging een vel papier van hem te lenen en te schrijven. Maar ik kon zo veel bezwaren bedenken dat ik alles netjes op zijn bureau liet liggen. Ik wilde geen sporen achterlaten van mijn aanwezigheid, omdat ik bang was dat Bill mijn verblijf in zijn kamer niet op prijs zou stellen. Het was juist mooi om in de waan te blijven dat alles hier lag zoals Bill het ooit achter had gelaten. Zoals het mooi was hoe ouders de kamers van hun overleden kinderen intact lieten. Bill was een soort van dood.
Ik kon niet eens schrijven. Ik was zo vreselijk bang dat Simone het vel papier zou vinden en zou zien dat ik niet zo onschuldig was als ik misschien leek. Dan zou ze me achterbaks vinden, en een bedrieger. Maar dat was ik ook. Ik had alleen geen keus.
Er zijn nog geen reacties.