Mijn hart klopte als een razende in mijn keel. Ik wist niet waar ik moest kijken. Bill, Bill, Bill. Er was geen vierkante meter in de omgeving die niet aan zijn bestaan herinnerde. Met trage passen naderde ik het beruchte bushokje. Ik slikte. Zo veel fans waren me voor gegaan. Hoe durfden ze zich met Bill’s leven te bemoeien.

Ik ging zitten en probeerde voor me te zien hoe Bill en zijn tweelingbroer hier elke ochtend op de bus hadden gewacht. Bill had hier gezeten, zonder twijfel, maar het was een herinnering aan iets dat ik nooit gezien had. Onwerkelijk, op een of andere manier. Die jongen die hier ’s ochtends veel te vroeg kou had geleden, met tegenzin naar school was vertrokken. De jongen die nu geen genoegen meer nam met een te simpel hotel, die als heilige behandeld werd, en elke dag in een andere wereldstad te vinden was.

Oh, wat haatte ik het.



Ik staarde naar de uitgestrekte vlakte voor me, en de bergen die mijn horizon tekenden. Die altijd Bill’s horizon gevormd hadden. Hij kende deze aanblik zoals ik de weg naar school kende. Ik had een herinnering die Bill ook had. Of ten minste een beetje.



Ik stond op, alle teksten op de wanden van het hokje negerend. Hoe durfden mensen zoiets te ontheiligen. Als er iets was wat de meeste fans niet hadden, was het respect voor Bill. Voor hem als persoon. Zag dan niemand dat hij ook een mens van vlees en bloed was, een jongen met emoties en gedachten? Met een leven waar de fans nou eenmaal geen deel van uitmaakten. En hoewel hij dat leven al tijden achter zich had gelaten, gaf dat niemand het recht om in te breken in het enige dat hem met vroeger verbond.



Uit mijn gedachtegang maakte ik op dat ik me daadwerkelijk verheven voelde. Alsof ik de enige was die het recht had Bill’s huis te bezoeken. Maar ik wist dat ik meer respect had dan de meisjes die hier stonden te gillen, tientallen malen op de bel drukten en liedjes zongen. Dat niemand last van me zou hebben en dat ik niet als al die mensen was die slechts een foto wilden bij het huis van Bill en Tom.



Hun huis.



Het grind knarste onder mijn voeten en dat was meteen het enige hoorbare geluid toen ik naar het hoge hek liep. Ik stopte voor de brievenbus. “Bahnhofstraße 19” Ik rilde toen ik het blauwe bordje bovenaan het hek zag. Ik was er, ik was er echt. Het adres dat Bill had opgeschreven wanneer hij ergens zijn adres achterliet. Hier.

Mijn blik verplaatste zich omlaag en bleef iets onder ooghoogte hangen. “Kaulitz-Trümper” Ik vergat adem te halen en zonder het door te hebben had ik mijn vingers tegen het bordje gelegd. Twee katjes zaten met hun ruggen naar me toe op een pannendak, hun staartjes in elkaar verstrengeld. Daar onder Bill’s naam. Tom’s naam.



Alles was opeens zo echt. Echt en onrealistisch tegelijk. Voor de eerste keer in mijn leven stond Bill’s naam niet geschreven door een fan. Deze keer ging het niet over Bill het idool, maar Bill de persoon. Bill Kaulitz. Nog nooit had zijn naam zo mooi geklonken.



Het euforische gevoel dat me enkele seconden terug was bekropen, zakte net zo snel weer weg toen ik begreep dat met deze namen Simone Kaulitz en Gordon Trümper bedoeld waren. Twee katjes. Bill en Tom woonden niet meer hier.



Ik had van tevoren wel duizend illusies gemaakt over hoe het zou zijn om voor zijn huis te staan. In vrijwel alle gevallen was ik in huilen uitgebarsten en was ik in geen uren gestopt met huilen. Maar de werkelijkheid kwam nog niet in de buurt van een van mijn fantasieën. Ik voelde me zo rustig, leeg. Alsof er geen wereld was tussen Bill en mij. Alsof ik aan kon bellen en hij de deur open zou doen. Ik had me nog nooit zo compleet gevoeld.



In tegenstelling tot alle fans die een briefje in de roestvrijstalen brievenbus duwden, hun naam op het bushokje vereeuwigden en op alle mogelijk manieren probeerden in contact te komen met de bewoners van het huis, draaide ik zonder ook maar het kleinste spoor achter te laten om. Dit was het dus. Loitsche. Bill’s huis. Ik was geen centimeter dichter bij Bill’s leven dan andere fans konden komen, maar ondanks dat gaf het me een meer voldaan gevoel dan ik ooit gehad had.



Ik had nog even in de berm tegenover het huis gezeten voordat ik wegliep. Ik was in de overtuiging deze plaats niet beter in me op te kunnen nemen dan dat ik nu gedaan had, en een beetje onwennig zette ik enkele stappen verder op de Bahnhofstraße. Het was ongelofelijk raar om weg te lopen van Bill’s huis. Vreemder dan het geweest was op mijn eigen kamer te verlaten. Mijn ouders, de school. Wat moest er in Nederland ondertussen voor zoekactie gaande zijn…



Ik liep langzaam weg, met steeds grotere stappen, tot ik omkeek en het hoge hek uit mijn zicht verdwenen was. Ik zag in de verte een supermarkt opduiken en ik besloot om maar wat te eten te kopen. Ik had best honger gekregen. De supermarkt bleek een Spar te zijn, maar ik vond slechts weinig merken die me bekend voorkwamen. Ik pakte een paar harde broodjes, twee flesjes cola, en een vertrouwde zak Haribo. Ik hield van snoepjes. Vooral als Bill ze at, trouwens.



Toen ik afgerekend had en met een plastic zak in mijn handen naar buiten wilde lopen, draaide ik me snel nog om om een kop thee uit de automaat in de winkel te pakken. Tevreden liep ik naar buiten.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen