Het duurde slechts een half uur voor mijn maag smekende geluiden begon te maken, en ik liet me vallen in de berm. Pas toen ik het gras onder mijn handen voelde merkte ik hoe koud het was. Hoe zeer mijn voeten deden. En hoe zwaar dit was, mentaal.



Ik had altijd voor me gezien hoe mijn vader me naar Loitsche zou rijden, zou parkeren, en hoe ik langs Bill’s huis zou lopen. Alles zou zien wat ik voorheen alleen in fantasieën gezien had. Nooit had ik erbij stil gestaan hoe veel het van me zou vragen om in te breken in zijn leven. In het leven van degene die alles voor me betekende. Maar het was zwaar, loodzwaar. Zwaarder dan alle keren dat Bill slechts meters van me verwijderd was geweest en met niet zag, zelfs zwaarder dan de keren dat hij uit mijn blikveld verdween zonder dat ik de zekerheid had hem ooit nog te zien.



Het was rond etenstijd en de enige mogelijkheid om mijn maag wat gerust te stellen was mijn geld uitgeven in de kleine snackbar die aan de lange straat lag. Ik zuchtte en stond op. Met mijn handen veegde ik mijn broek schoon en tilde mijn tas terug op mijn rug.



De vette troep smaakte me niet. Ik voelde me bekeken en bij elke hap die ik nam vroeg ik me meer af hoe ik ooit aan eten had kunnen denken. Ik vroeg me af of Bill hier wel eens geweest was. Vast niet.



Ik vervolgde mijn weg en verdwaalde. Ik raakte niet alleen de weg kwijt, maar ook alle logica in mijn gedachten leek te vervagen. Ik wist niet meer hoe ik moest lopen of moest staan. Ik viel, landde, huilde. Het werd donker en nog veel kouder, en ik keek vanaf mijn rug naar alle sterren die door mijn tranen heen allemaal even verblindend leken. Wonderbaarlijk genoeg viel ik in slaap.



Hoe ik precies wakker werd weet ik niet, maar ondanks dat ik geen moment na hoefde te denken over waar ik was, had ik het onaangename gevoel me niet meer te kunnen bewegen. Ik probeerde mijn wijsvinger op te trekken, en hoewel ik niets voelde, zag ik vanuit mijn ooghoeken dat het lukte. Mijn hand volgde en ik wist mijn arm naar mijn gezicht te brengen. Langzaam voelde ik hoe mijn bloed weer door mijn spieren begon te stromen en het duurde niet lang voor ik overeind zat. Ik zag hoe het landschap rondom me wit was gekleurd. Het had vannacht gevroren en het was een klein wonder dat ik nog leefde.


Ik was lichtelijk verbaasd over het feit dat er niemand langs was gekomen die me hulp geboden had. Schijnbaar was er niet eens iemand geweest die me gezien had. Ik rilde, en strekte mijn arm recht voor me uit. Mijn vingers waren blauw en ik kon ze moeilijk stil houden. Maar ik was er zeker van dat ik niet onzichtbaar was.



Ik stond met moeite op. Ik wist niet goed wat ik moest doen, want me in deze staat naar Loitsche begeven was wel het laatste wat ik wilde.



Ik begon terug te lopen. Weg van Bill’s huis waar ik nog lang niet in de buurt was, weg van herinneringen die niet de mijne waren. Het duurde een eeuwigheid voor ik weer mensen zag. Voor er een auto langsreed en stopte.

Mijn adem stokte – ik had er helemaal niet bij stilgestaan wat voor gevaren een 16-jarig meisje liep zodra ze alleen verdwaalde, en ik realiseerde me dat ik machteloos zou staan wanneer de bestuurde kwaad in de zin zou hebben.
Ik was blij toen een oudere vrouw het raampje opendraaide. Ik schatte haar ergens midden 60. “Kind… wat zie jij eruit!” Ik keek beschaamd naar mijn handen en mijn doorweekte kleren. Ik voelde mijn tanden klapperen en het kostte moeite om mijn ogen naar haar gezicht te verplaatsen. Maar toen ik de fijne lijntjes in haar huid zag toen ze glimlachte, had ik het gevoel dat iemand dag en nacht over me waakte. Iemand die me beschermde en die wilde dat ik mijn doel zou bereiken. Ik geloofde zo graag dat het Bill was…



Ze woonde in Magdeburg en nodigde me uit om in haar appartementje te overnachten. Ik kon niet anders dan haar vriendelijke aanbod aannemen.



Het appartement, dat deel uitmaakte van een zes verdiepingen tellende flat, was ingericht naar mijn idee van een standaard bejaardenwoning. Misschien kwam dit omdat mijn grootouders van beide kanten hetzelfde soort interieur hadden, maar ik voelde me meteen op mijn gemak. “Neem gerust nog een koekje, en noem me maar Els.”



Ik roerde in de gloeiend hete thee en glimlachte tevreden. Ik zou bijna vergeten op wat voor avontuur ik was toen ik wegzakte in de zachte leren bank. Mijn natte kleren zaten in de wasmachine en ik had heerlijke verse broodjes gekregen. Ik was Els zo verschrikkelijk dankbaar en ik kon me er maar moeilijk over uitlaten wat voor wonder het was dat juist zij me gezien had. Ik moest bekennen dat het me tot nu toe best goed afging.

“Dus, wat doe je hier nou eigenlijk, zo ver van huis, in de berm van een autoweg?” Ik verslikte me. “Nou, ik…” Ik barstte uit in een ietwat overdreven hoestbui. Mijn hersens draaiden op volle toeren om een goed verhaal te verzinnen. “Mijn moeder heeft me uit huis gezet.” Het kwam er geloofwaardiger uit dan ik verwacht had. Els’ gezicht verstarde. “Nee toch, een meisje als jij?” Ik knikte verdrietig. “Ik wil er liever niet over praten…” Ze knikte begripvol. “En je vader dan?” Ik probeerde zo veel mogelijk emotie in mijn stem te laten klinken. “Die heb ik nooit gekend…” Ik kon Els’ medeleven bijna voelen, en ik stroomde over van schuldgevoel. Liegen was zo moeilijk. En ik wist nog niet hoe hard ik mijn leugens later nodig zou hebben.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen