9.
Ik had aan alles gedacht: ik had een prepaid simkaart gekocht, zodat mijn nummer niet te traceren was, en wanneer ik zou bellen zou ik mijn nummervermelding standaard uitschakelen. Ik had al mijn geld contant meegenomen zodat ik nergens hoefde te pinnen, dus ook via mijn bankafschriften zou ik niet te vinden zijn. Alles wat erop wees dat ik naar Oost-Duitsland was, had ik verborgen of weggegooid, al was ik ervan overtuigd dat er toch wel vermoed zou worden waar ik heen was. Maar voor mijn gevoel was er niets meer wat mijn ouders, familie of zelfs politie zekerheid zou geven.
Ik had een briefje onder mijn kussen gelegd. Ik schreef dat mijn ouders zich geen zorgen moesten maken, dat ik zou laten weten hoe het met me was, en dat ik niet was weggelopen omdat ik thuis problemen had. Ik vertelde dat ik gewoon geen keus had, en dat ik niet door anderen gedwongen was. Ik hoopte maar dat ze me geloofden, maar ik wist dat er hoe dan ook een zoektocht naar me in zou worden gezet.
Mijn trein arriveerde op tijd, en het was rustig in de coupé waar ik zat. Vanuit Utrecht ging ik door naar Deventer, waar ik om tien voor half 1 eindelijk de trein kon pakken richting Berlijn.
Het duurde even voor ik precies doorhad hoe ik mijn plaats moest vinden, en ik had geen idee in welke taal ik de vrouw moest aanspreken die haar tas op de voor mij bedoelde stoel had gezet. “Excuse me…” stamelde ik. De vrouw lachte naar me. “Is this your seat?” Ik knikte een beetje beschaamd en liet haar mijn kaartje zien. Ze pakte haar tas van mijn stoel en ik wurmde me tussen de mensen door naar mijn plaats.
Ik zat bij het raam. De reis duurde eeuwen en ik zag allerlei landschappen aan me voorbij vliegen. Ik vond het geweldig om in Duitsland te zijn. Het licht leek anders, en de planten, de bergen, het water. Ik was in hetzelfde land als Bill, en ik vond het geweldig dat ik steeds dichterbij hem kwam.
Het was kwart over 5 toen de trein eindelijk op het eindstation arriveerde. Ik rekte me uit toen ik opstond, en realiseerde me dat ik de hele reis behoorlijk verkrampt in mijn stoel had gezeten. Ik had met niemand gepraat omdat ik alle mogelijke en onmogelijke talen aan me voorbij had horen komen, en eigenlijk was ik te nerveus om helder in een andere taal te kunnen spreken. Ik was blij toen ik uitstapte op het reusachtige station vol mensen.
Mijn blijdschap duurde slechts minuten. Ik liep een beetje rond over de perrons, wierp een blik op de talloze winkels, en realiseerde me dat ik nu kilometers ver van huis was en eigenlijk nog helemaal niet bedacht had wat ik hier precies ging doen. Ik had me zo gefocust op het weglopen dat ik vergeten was dat ik er, zodra ik de grens over was, nog lang niet zou zijn. Met grote ogen keek ik naar alle mensen die zich leken te haasten om hun trein te halen, en slenterde door de stationshal. Ik realiseerde me dat ik behoorlijke honger had gekregen, en gezien ik wist dat mijn broodjes nu nog beter te eten zouden zijn dan over enkele dagen, pakte ik de zak uit mijn tas. Aan de andere kant had ik geen idee of ik binnenkort nog verser voedsel zou kunnen krijgen, maar ik was in de overtuiging dat ik hoe dan ook een supermarkt zou kunnen vinden waar ik weer een kleine voorraad in kon slaan.
Het eerste broodje smaakte me niet en het tweede at ik slechts half op. Ik was op een trap gaan zitten en hoopte maar dat niemand me per ongeluk omver zou lopen. “Wohin gehst du?” Ik keek op naar de man die voor me was komen staan. “Nirgendwo, eigentlich” antwoordde ik een beetje verlegen. Het was een man in een net pak, met gekamde haren, en hij zag er uit als een rijke zakenman. Ik had geen idee waarom hij me aansprak. “Nirgendwo?” Hij lachte. Ik lachte ook en sloeg mijn ogen neer. “Du bist nicht deutsch?” Ik schudde mijn hoofd en vervolgde in het Duits: “Ik kom uit Nederland.” De man knikte. “Ik dacht al dat je niet van hier was. Nou ja, goede reis nog, waar je ook heen mag gaan.” Ik glimlachte en de man liep weer weg.
Na de beetje vreemde ontmoeting met de onbekende stond ik op en besloot om vandaag niet naar Loitsche te vertrekken. Ik wist eigenlijk niet zeker of Bill nog ziek thuis was, maar zolang hij in zijn woonplaats verbleef zou ik er in ieder geval niet in de buurt komen.
Thuis zouden ze me ondertussen wel gemist hebben. Ik had geen idee hoe vaak ik al gebeld was omdat mijn telefoon al de hele reis uit stond, en ik voelde me ergens wel een beetje schuldig tegenover mijn ouders. Het was niet mijn bedoeling ze pijn te doen en ik wist dat dit ze tot in het diepst van hun hart zou kwetsen.
Ik pakte mijn nieuwe simkaart uit mijn rugzak en plaatste deze onder de accu van mijn telefoon. Ik schakelde mijn telefoon in, en het eerste wat ik deed was ervoor zorgen dat mijn nummerherkenning naar anderen uitgeschakeld was. Ik toetste het landnummer van Nederland in en drukte daarna op de cijfers van het nummer van een van de vriendinnen die ik via het internet had leren kennen. De toon ging 3 keer over voor er werd opgenomen.
“Hallo?”
“Hé… Ik wil even wat vragen.”
“Waar ben je? Je vader heeft me nu al vijf keer gebeld om te vragen waar je bent! Hij denkt dat ik er met je vandoor ben!”
Ik realiseerde me nu pas dat ze een goed contact met mijn vader had, gezien ze al vaak bij me thuis was geweest en het goed met hem kon vinden.
“Nou, ik ben veilig in ieder geval. Maak je geen zorgen om mij en zeg dat ook maar tegen mijn vader, mocht hij je nog bellen. Weet jij of Bill nog ziek is?”
Het bleef even stil aan de andere kant.
“Of Bill nog ziek is?”
“Ja. Of hij nog thuis is, in ieder geval.”
“Ik geloof het wel ja. Hoezo?”
Ik drukte het gesprek weg omdat ik wist dat ik mezelf hier te gemakkelijk kon verraden. Het was eigenlijk al veel te gevaarlijk om naar Bill te vragen, maar zij was de meest betrouwbare bron die ik me kon bedenken. Alleen zij was net zo op de hoogte van Bill als ik altijd was, en ze vertelde me zelfs soms dingen die ik nog niet wist.
Nu ik wist dat Bill nog steeds in Loitsche was, zat ik voorlopig vast in Berlijn. Ik kon in ieder geval niet veel verder reizen want ik was veel te bang om hem op wat voor manier dan ook lastig te vallen. Ik was gewoon niet zo’n fan die dagen voor zijn huis zou liggen om een handtekening te krijgen. Het was leuk als ik hem zomaar tegen zou komen, maar ik wilde niet dat hij me vervelend zou vinden. Dus hem opzoeken wanneer hij ziek was, was helemaal geen idee wat in me op zou komen.
Misschien zou dit wel mijn eerste nacht buiten worden.
Reageer (1)
ze heeft wel meer lef dan ik. echt niet dat ik in mijn eentje zo'n reis zou maken.
1 decennium geleden