© Prodigy Productions

Zenuwachtig stond de jongen voor een vervallen huisje waar ouderen hun plekje konden vinden. Hij wachtte even voordat hij op de deurbel duwde. Zijn hand trilde en even kwam het in hem op om weg te rennen. Weg van dat oude, vervallen huisje. Weg van de man die verschrikkelijke dingen had gedaan toen hij nog in dienst was. Weg van de verschrikkelijke dingen die de man nog zou kunnen doen. Weg van de hel. Hij nam alles nog eens door in zijn hoofd. Hij zou zorgen dat de oude man hem binnenliet en daarna zou hij hem met zijn verleden confronteren. De oude man zou hem alles vertellen wat zijn hartje kon begeren. De jongen zou hem de baas zijn. De jongen van welgeteld dertien jaar zou de baas zijn van een opaatje van minstens achtenzeventig jaar. De baas van een vuile, moordende nazi. Na een diepe zucht, die hem aanzienlijk liet kalmeren, drukte hij met zijn smalle, bleke vingertjes op de verroeste deurbel. Als hij had geweten wat dit alles hem zou brengen, zou hij nooit op die verroeste deurbel geduwd hebben. Hij zou geprobeerd hebben om alles te vergeten dat hij wist van de oude man en zou er nooit met iemand over praten. Maar het was te laat. Hij had wel degelijk op die verroeste deurbel geduwd. Er was geen weg meer terug.

Don’t tell me I’m frozen.

Geduldig wachtte de oude man op de veranda met een klein schoteltje melk. Hij stond er al een tijdje, maar was niet van plan het op te geven. De kat, die een eindje verderop wantrouwig zat te kijken naar het overheerlijke schoteltje melk, zou wel komen. De kat zou de geur van verse melk niet kunnen weerstaan. Die gedachte toverde een zelfvoldane glimlach op het gehavende, verrimpelde gezicht van de oude man. Hij fluisterde lieve woordjes naar de kat en probeerde de kat zo te lokken. De kat stond recht en deed aanstalten om de komen. De zelfvoldane grijns op het gezicht van de oude man werd zichtbaar groter, hoewel de kat nog steeds niet bij het schoteltje melk was. De kat was in tweestrijd: hij wilde dolgraag het schoteltje, gevuld met verse melk, verorberen, maar hij vertrouwde de oude man niet. De oude man keek wel vriendelijk, maar ergens diep in zijn ziel, was hij angstaanjagend. De oude man had een gruwelijk verleden, dat kon zelfs de kat zien.

Don’t tell me I’m frozen.

Uiteindelijk gaf de glanzende, zwarte kat zich toch gewonnen en kwam voorzichtig op de oude man met het schoteltje verse melk af. Gulzig begon hij de melk op te likken en voorzichtig deed de oude man knalroze, rubberen handschoentjes, die men wel eens gebruikte om de toiletten te poetsen in een grootwarenhuis, aan en streelde hij de rug van de drinkende kat. De kat krolde zijn rug van genot en begon een beetje te spinnen. Terwijl de kat de melk oplikte, aaide de oude man het ruggetje onophoudelijk. Wanneer de kat het laatste druppeltje melk op zijn tong liet wegsmelten, nam de oude man de kat beet en al snel probeerde de kat zich uit de handen van de oude man te worstelen. Hij blies, beet en miauwde, maar niets leek te helpen. Met moeite kon de oude man de worstelende kat mee naar binnen nemen en zonder enig spoor van medelijden gooide hij de kat in de oven van zijn vuile keukentje. Hij draaide aan de warmteknop zodat de oven zijn maximum temperatuur binnen een paar minuutjes zou bereiken. De kat miauwde als nooit tevoren en probeerde het glas van de oven met zijn kleine klauwen kapot te breken, maar het lukte niet. De oven werd steeds warmen, zo warm dat de kat er nooit meer levend uit zou komen. Het gemiauw ging over in gekrijs. Gekrijs van een brandende kat. Het leek bijna op een jongen die werd vermoord en dat geluid kende hij maar al te goed. Vol sadistisch plezier keek hij toe hoe de kat levend verbrand werd. Het toverde een glimlach op zijn gezicht. Dit keer geen voldane glimlach, maar een afgrijselijke glimlach van iemand die trots was op vermoorden van een levend wezen.

Don’t tell me I’m frozen.

Een vrolijk kerstmelodietje weerklonk uit de gang en snel haalde de oude man een zak tevoorschijn. Hij opende de oven en haalde de verkoolde restanten en het karkas van de kat eruit. Alles belandde in de zak en in een snel tempo bracht hij de zak naar de kelder. De keuken spoot hij vol met goedkope luchtverfrisser die rook naar een mutantvorm van een dennenboom die al een tijdje het nieuwe huis was voor stinkende larven. Voordat hij de oven dichtdeed, spoot hij nog een maal met de luchtverfrisser in de oven. Hij gebruikte de oven niet zo vaak. Alleen voor het opwarmen van diepvriesmaaltijden en het verbranden van zwerfkatten.

Don’t tell me I’m frozen.

Ongeduldig wachtte de jongen voor de deur van de oude man. Met zijn voet tikte hij op het ritme van het vrolijke kerstmelodietje, dat als deurbel moest dienen, op de grond. Hij hoorde in de verte een paar pantoffels over de grond slepen en snel herstelde hij zich weer. Zijn voet bleef stil op de grond staan, zijn gezicht vertoonde geen enkele emotie en zijn hand trilde niet meer. Het was zover. Het geluid van de sloffende pantoffels kwam dichterbij en voor hij het wist werd het klein schuifluikje bovenaan de voordeur opengeschoven.
“Ik koop niet aan de deur”, zei een norse, krakende stem afkomstig van het gehavende gezicht van de oude man.
“Ik kom ook niets verkopen” De jongen probeerde zijn stem onder controle te houden en liet niet merken dat hij bang was.
“Wat doe je hier dan?” De oude man keek de jongen vragend aan.
“Ik weet wie jij bent, meneer Kruleich” In een ruk werd het kleine schuifluikje dichtgeschoven en een paar seconden later opende de oude man zijn voordeur op een kiertje.
“Mijn naam is Bowden” De jongen negeerde de oude man en nam hem eens goed in zich op. Een teleurgesteld gevoel overspoelde hem wanneer hij zag hoe de oude man erbij liep. Zijn grijs-witte haar stond naar alle kanten en zijn grijze kamerjas, die ooit wit was geweest, stonk naar de verschrikkelijke geur van sigaretten. Zijn pantoffels hadden hun beste jaartjes er al lang opzitten en in zijn rechterhand zat een diepe snee, afkomstig van de kat die door de handschoenen had weten te krabben. Maar dat wist de jongen niet. Als hij dat had geweten, was hij al lang weggerend.
“Bergen-Belsen, van januari 1943 tot juni 1943. Auschwitz, juni 1943 tot juni 1944, Unterkommandant. Patin…” De oude man wilde net de voordeur weer dichtslagen, maar deed het niet bij het horen van die woorden. Zijn gezicht werd lijkbleek, als een half leeggelopen ballon.
“U ging weg uit Patin net voordat de Russen er kwamen. U slaagde erin om naar Buenos Aires te komen. Sommige mensen zeggen dat u daar rijk bent geworden door het goud dat u uit Auschwitz had meegenomen in de drugshandel te investeren. Hoe dan ook, van 1950 tot 1952 was u in Mexico City. Daarna…” De jongen vertelde trots wat hij allemaal wist, hij was ervan overtuigd dat Kruleich een nazi was geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog.
“Je bent gek!”, beet de oude man de jongen toe terwijl zijn tandloze mond beefde op een ouderlijke, paniekerige manier.
“Van 1952 tot 1958 weet ik het niet. Dat weet niemand, denk ik, of ze zeggen het niet. Maar een Israëlische agent heeft u in Cuba gesignaleerd waar u als portier in een groot hotel werkte vlak voor Castro de macht greep. Ze verloren u uit het oog toen de rebellen Havana binnenkwamen. U dook in 1965 in West-Berlijn op. Ze hadden u bijna te pakken”
“Ik weet niet waarover je het hebt. Mijn naam is Bowden en als je niet snel weggaat, bel ik de politie!” De oude man wist zijn angst goed te camoufleren en sprak de woorden zelfverzekerd uit.
“Dat zou ik niet doen, meneer Kruleich, of heeft u liever dat ik u Herr Kruleich noem? Ik ben degene die de politie zou moeten bellen” De jongen kreeg een glimlach op zijn gezicht en wachtte op een reactie van de oude man, die er niet kwam.
“Na 1965 heeft niemand u meer gezien. Totdat ik u zag, twee maanden geleden in de bus naar de stad”

Don’t tell me I’m frozen.

Geschokt liet de oude man de jongen van dertien binnen. Hij kon maar niet geloven dat een jochie dat nog op school zat, zijn geheim had ontdekt. Al die jaren had hij zich voorgedaan als iemand anders. Door zijn vervalste identiteitspapieren wist niemand wie hij echt was. Tot het moment dat die jongen intrede deed in zijn zielige leventje. Hij leidde de jongen mee naar de keuken. Meteen vroeg de jongen waar die vreselijke geur vandaan kwam. De oude man antwoordde dat zijn eten was aangebrand en dat de luchtverfrisser niet meer zo fris rook. De jongen geloofde het en liep recht naar de woonkamer toe. Hij liet zich zakken in een comfortabele fauteuil en wachtte totdat de oude man ook ging zitten. De jongen stelde zich vriendelijk voor als Bill Kaulitz, de stiefzoon van Gordon Trümper. De oude man moest toegeven dat de jongen, Bill Kaulitz, best wel goede manieren had. Maar dat veranderde niets aan het feit dat de dertienjarige Bill zijn diepste geheim had ontdekt. De jongen was gevaarlijk voor hem. Als hij ooit zijn kleine mondje voorbij zou praten, kon de oude man het voor bekeken houden. De politie zou hem oppakken en de rest van zijn zielige leventje zou hij in de gevangenis moeten doorbrengen. Zijn laatste adem zou hij uitblazen in een kleine cel zonder enig natuurlijk licht. Die gedachte liet de oude man sidderen en snel richtte hij zich tot de jongen, Bill.

Don’t tell me I’m frozen.

“Wat moet je van me?”, vroeg de oude man, “Chantage?” Bill antwoordde niet. Hij wilde de oude man niet op de gebruikelijke manier chanteren, hij wilde gewoon alles weten van de tijd waarin de oude man een vieze, moordlustige aanhanger was van de duivel die zich Hitler kon noemen. Hij wilde weten hoeveel mensen hij ongeveer had vermoord, hij wilde weten hoe het was om de Joden in de brandovens te stoppen en te weten dat ze er nooit meer levend uit zouden komen. Hij wilde weten hoe de gaskamers werkten en of hij Hitler ooit had ontmoet. Hij wilde het allemaal weten, tot in de afschuwelijkste details.
“Ik heb geen geld, als dat is wat je wil”, zei de oude man na een tijd van stilte. De jongens schudde lachend zijn hoofd.
“Ik wil geen geld, ik wil gewoon alles weten,” De man keek de jongen onbegrijpend aan, “te beginnen bij de brandovens.”
“Ik wil er niet over praten”, antwoordde de man nors. Het was zijn verleden, die jongen had er niets mee te maken!
“Ik denk niet dat u me begrepen heeft” De jongen lachte ingetogen en keek de oude man dreigend aan.
“Ik weet wie u bent. ik ken uw verleden en met één telefoontje kan ik ervoor zorgen dat u de rest van uw miezerige leventje doorbrengt in een koude, vochtige cel” De oude man wist dat Bill gelijk had en besefte dat hij niet anders kon dan de jongen te vertellen wat hij wilde weten.

Don’t tell me I’m frozen.

Elke dag kwam de jonge Bill Kaulitz na school naar het huis van de oude man. Het was een routine geworden. Leren deed hij niet meer, hoewel zijn punten voordien altijd goed waren. Als hij zo verder deed, zou hij het jaar moeten overdoen. Maar dat maakte hem niets uit, hij wilde alles weten wat de oude man te vertellen had. Telkens wanneer hij een slecht rapport had, wiste hij de cijfers met een inktwisser en veranderde ze in goede cijfers. Zijn ouders hadden geen idee wat hun jongste zoon allemaal uitspookte na schooltijd. Ze waren nog altijd in de waan dat hun lieve jongen een brave student was, dat hij een voorbeeldige jongen was en ze geen betere zoon konden hebben. Maar de oude man wist wel beter. Elke nacht had de oude man nachtmerries over zijn verleden. Hij droomde hoe hij vermoord werd door de Joden van wie hij het leven ontnomen had. Telkens werd hij helemaal bezweet wakker en had hij geen behoefte meer in slapen. Zijn huid was bleker geworden dan voordien en zijn gezondheid ging sterk achteruit. Ook de jongen, Bill, worstelde met grote problemen. Slapeloze nachten, slechte punten en de drang om te vechten overspoelden hem. Zijn ogen waren ingevallen, zijn gezichtje was nog bleker geworden en de zwarte nagellak op zijn nagels werd niet meer bijgewerkt. Zijn haar stond niet meer in stekeltjes vrolijk omhoog en op school had hij al verschillende malen de neiging gehad om één van zijn klasgenoten tot moes te slaan. De verhalen hadden hem veranderd. Hij wist bijna alles over de Oorlog. Hij wist hoe de Joden vermoord werden, hij wist hoe Hitler zijn commandanten bevelen had gegeven. Hij kon zelfs bijna de geur van verrotte, joodse lichamen ruiken. Hij droomde ’s nachts dat hij in SS-uniform rondliep en zijn onderdanen het bevel gaf om weer een lading Joden in de gaskamers te stoppen. En het ergste was dat hij ervan genoot. Hij genoot er in volle teugen van. Hij droomde over het feit dat hij de opvolger van Hitler zou worden en in tegenstelling tot Hitler, wél het perfecte ras kon creëren. De verhalen hadden hem veranderd. De ooit zo vrolijke jongen was veranderd in een monster. Hij was een leerling geworden. De leerling van een ex-nazi.

Frozen.

Reageer (4)

  • Wonka

    oow
    Wat een vreselijk verhaal!
    Wel goed geschreven hur mar het is akelig :P

    1 decennium geleden
  • Theorem

    wow, echt supergoed geschreven!

    1 decennium geleden
  • SmashIntoYou

    jezus, dat was echt super!
    jij schrijft echt verfuckt goed. ;O

    1 decennium geleden
  • JoJudicious

    Gosh, jij schrijft zo fucking mooi dit op!
    Ik vindt hem gruwelijk heerlijk!
    Ik houdt van dit sadistische gedoe! ^^
    (En ja, ik kwam eerst niet op het woord >< Thank god, begrijpen wij elkaar zo goed! =D)
    Ik ben van mening dat jij snel weer zo'n SA'tje moet maken!
    Ik lieft jouw! ^^
    xx :Y)

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen