Tussen-n
Wat is een tussen-n?
Als je van twee woorden één nieuw woord maakt, noem je dit een samenstelling. Soms schrijf je deze met een tussen-n achter het eerste woord van de samenstelling en soms niet. Het is helaas vaak niet goed te horen in de uitspraak van samenstellingen of je wel of geen tussen-n moet schrijven, dus geven we hier een overzicht van de regels.
Je hebt ook samenstellingen met een tussen-s. Zie daarvoor het hoofdstuk over de tussen-s.
Basisregel
Je schrijft een samenstelling met een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is en alleen een meervoudsvorm heeft die eindigt op -n. Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je de, het of een voor kunt zetten.
A) erwtensoep
paardenbloem
C) spinnenweb
Je krijgt dus geen tussen-n als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is.
D) hogeschool
E) blindedarm
Je krijgt ook geen tussen-n als het eerste woord wel een zelfstandig naamwoord is, maar alleen een meervoud heeft dat eindigt op -s (zoals in F; asperges), een meervoud op -n én een meervoud op -s (zoals in G; gedachten en gedachtes) of helemaal geen meervoud heeft (zoals in H, want je hebt geen rijsten of rijsts).
F) aspergesoep
G) gedachtegang
H) rijstepap
Uitzonderingen
Er zijn drie belangrijke uitzonderingen op de basisregel. In die gevallen krijgt een woord waarvan het lijkt alsof het een tussen-n zou moeten hebben, die toch niet.
De eerste uitzondering is bij samenstellingen waarbij het eerste woord verwijst naar een persoon of zaak waar maar één exemplaar van bestaat. Nederland kan maar één koningin hebben en er bestaat maar één zon.
I) Koninginnedag
J) zonneschijn
De tweede uitzondering is bij samenstellingen waarin het eerste woord een figuurlijke betekenis heeft en het tweede woord versterkt. Het geheel moet dan een bijvoeglijk naamwoord zijn.
K) reuzeleuk
L) stekeblind
De laatste uitzondering is bij samenstellingen waarin een van de twee delen niet meer herkenbaar is als het oorspronkelijke woord.
M) klerelijer
N) bolleboos
Er zijn nog geen reacties.