Chapter 2 *
Romeo, take me
Somewhere we can be alone
I'll be waiting
All there's left to do is run
You'll be the prince
And I'll be the princess
It's a love story
Baby, just say yes
So I sneak out to the garden to see you
We keep quiet 'cause we're dead if they knew
So close your eyes
Escape this town for a little while
'Cause you were Romeo
I was a scarlet letter
And my daddy said, "Stay away from Juliet,"
But you were everything to me
I was begging you, "Please don't go,"
And I said
Ik sta te wachten aan de kerk; Romeo en ik hadden hier afgesproken. Ik gluur vanonder mijn kap. Hij had er al lang moeten zijn. Ik word ongeduldig. Groot is mijn opluchting als ik mijn geliefde schichtig om zich heen zie kijken en dan op me afloopt. Hij neemt mijn handen vast en kust me zacht en teder op de mond. Ik staar gelukzalig in zijn ogen. 'Kom, naarbinnen,' fluistert hij in m'n oor. 'weetje,' begin ik langzaam,' ik begin dit stiekeme gedoe beu te worden.' Hij zucht ,' Ik ook, m'n lief, ik ook.' 'Je móét me meenemen naar een veilige plek. Ergens aar we alleen kunnen zijn. Ik zal wachten tot alles gereed is en al wat ons dan nog rest is wegrennen en -' ik hou op. Ik hoor zelf wel hoe kinderlijk, dom en idioot mijn fantasiën klinken. Toch zie ik het voor me. Hij de prins, ik de prinses. Zoals in een echt liefdesverhaal. Een met een goed einde en waar we elkaar het ja-woord geven. Ik zucht. Het zal toch nooit gebeuren. Pater Lorenzo komt op ons af gelopen. 'Het is tijd,' zegt hij. En hiermee weten we genoeg. We moeten terug naar huis, voor onze ouders vragen gaan stellen. We gingen zogezegd naar de Biecht. buiten Romeo en ik, weet alleen Pater Lorenzo van onze relatie. We zijn blij dat hij ons tenminste steunt.
We hadden gezegd dat we elkaar de volgende dag rond middernacht weer zouden zien. In onze tuin. Vijandig gebied voor Romeo dus. 's Nachts sluip ik naarbuiten. Als ik Romeo zie zeg ik hem dat we heel stil moeten zijn. Dat weet hij wel, maar ik zou nu niet willen sterven. Ze zouden ons doden als ze dit wisten. Wat haat ik het dat we rivaliserende families zijn. Ik veracht onze namen, Capulet en Montague, omdat zij de gene zijn die ons van elkaar scheiden. Als het even kon, had ik nu directy een andere naam, was ik geen aartsvijand van mijn geliefde, konden we in alle geluk samen zijn. Wat een zalige droom. We sluiten onze ogen en laten ons meevoeren in de droom. Heel even, heel even maar, verlaten we deze verdomde stad, naar een plaats waar we samen gelukkig zijn. Ver, heel ver weg van Verona.
Ik droom. Het is een verschrikkelijke droom. Romeo, hij léést mij. ik merk dat ik een brief ben. Een brief van mezelf aan hem. Helderrood, van het bloed. Mijn bloed. In de brief staat dat ik mezelf van het leven heb beroofd, dat ik het niet meer aankon, dat stiekeme gedoe, dat hij verder moet met zijn levezn. Het bloed dat aan de brief kleeft is het bewijs daarvan. Pater Lorenzo heeft de brief gebracht met een boodschap van mijn vader erbij. "ZIE JE NU WAT ER VAN KOMT ALS JE IN DE BUURT VAN MIJN DOCHTER KOMT? JE HAD BIJ HAAR UIT DE BUURT MOETEN BLIJVEN." Vaders tranen maken het bijna onleesbaar. Ik schrik wakker. Romeo is mijn alles, ik zoou hem nooit, nooit zo iets aandoen als mezelf van het leven beroven. met een schok besef ik wat hij me verteld had. Hij ging weg, heel ver weg. Hij moest iets doen. Ik heb hem gevraagd, gesmeekt zelfs om niet te gaan. Maar hij ging toch. Ik kan alleen maar hopen dat hij terug komt. 'Ik zal op je wachten, m'n lief,' fluister ik voor me uit. ergens hoop ik dat hij het gehoord heeft, ook al weet ik dat het onmogelijk is.
Reageer (1)
sorry hoor!
1 decennium geledenmaar jouw quiz is oerstom ik heb niets gelezen