Ch. 42 Halfzusjes
Winter
‘Stoute Fred’ ik geef hem een tik tegen zijn achterhoofd terwijl ik David probeer te sussen. David is het eerste kindje van Charlie, hij heeft er een geadopteerd. En nu heeft Fred David aan het huilen gekregen. Met een beteuterd gezicht kijkt Fred me aan. ‘Ik wou hem laten lachen’ ‘Met een kop zoals die van jouw lukt dat niet’ hij grinnikt. De tranen rollen al trager en met minder over de wangetjes van David, zo’n schattig kindje dat het is. Hij heeft rosse krulletjes en blauwe ogen. Fred wordt dus niet zijn lievelings oom later, nou ja van wie zou hij dat wel worden? Ik geef David een kus op zijn kruin en leg hem terug in zijn bedje. ‘En nu braaf slapen’ ik doe de deur dicht. Fred zit op de trap, wachtend op mij. Ik geef hem een aai over zijn kop als ik langs hem naar beneden wandel, direct gevolgt door hem natuurlijk. ‘Heb ik echt zo’n eng gezicht?’ een zielig stemmetje hoor ik achter me. ‘Ja natuurlijk, ik zeg toch altijd de waarheid’ het sarcasme dringt zwaar door in mijn stem. ‘Wat gaan we doen?’ George staat onderaan de trap te wachten op ons. ‘Waarom zou ik dat moeten weten?’ hij haalt zijn schouders op en maakt een raar geluidje, iets waarvan ik zou moeten afleiden: ‘Weet ik veel.’ Ik zucht en laat me in de zetel zakken. Niet veel later, op net hetzelfde moment, zakt de zetel langs beide kanten in. Fred en George kijken allebei me aan. Ik daarin tegen staar voor me uit, bestudeer de foto’s op de muur en kast. Ik heb ze misschien al honderd keer gezien maar steeds zie ik er nieuwe dingen in. Naast al die bekende foto’s hangt de klok. Alleen wij drie zijn thuis, met David. Ron en Ginny zijn naar de Wegisweg. Meneer Wemel, Percy, Bill en Charlie zijn aan het werken en mevrouw Wemel is ergens op ziekenbezoek. Het is stil in huis, veel te stil. George en Fred zijn onder tussen naar de tuin gegaan, ze moesten nog klusjes doen. Uit het niets schiet er een wortel door de kamer heen, via het linkerraam, wat open staat, binnen en via het rechterraam terug naar buiten. Niet veel later schiet ook George door de kamer, met zijn arm uit gerekt in de richting van de wortel. ‘Zou je geen net gebruiken?’ George pakt snel het visnet dat aan de muur hangt en is er weer vandoor. Zuchtend zet ik me recht en wandel naar buiten. De jongens springen in de lucht, proberend de wortel te pakken te krijgen. ‘Jongens’ alle twee stoppen ze en kijken ze me aan. ‘Hoe hebben jullie dit klaar gespeelt? Wacht laat maar, ik moet het niet weten’ ik zucht, pak mijn staf en zorg er voor dat de wortel terug op de grond valt. Alsof er nooit iets mee gebeurt is. ‘Hoe deed je dat?’ ‘Magie’ is mijn simpel antwoord terwijl ik me omdraai en terug naar binnen wandel.
De haard knettert. Ik zit op het kleed er voor, mijn ogen gericht op het vuur. Een blauw randje kan je er rond zien. Achter me zitten mevrouw Wemel en meneer Wemel. Allebei met een glas wijn in hun hand, starent in het niets. Alsof alleen de muziek op de achtergrond op dit moment hun op de wereld houdt, alsof ze anders weg zouden drijven met hun dagdromen. Nou dagdromen is ook niet het juiste woordt, de zon is al helemaal onder, de maan en de sterren schijnen prachtig aan de hemel. ‘Weeral gewonnen’ in Ginny’s stem hoor je toch enig vleugje van blijheid. Een gemompel komt erna, gemompel van de jongens. Ginny, Ron, Fred en George zijn namelijk een spelletje aan het spelen. Het is zoveel jaren geleden uitgevonden door de overgrootmoeder van meneer Wemel. Ik heb nog altijd geen flauwbenul hoe het spelletje nu eigenlijk gaat. Je moet zoveel keer het bord rond gaan met je pion, dan moet je ondertussen nog zoveel huizen en straten bouwen, onder tussen zorgen dat je niet me een iemand op hetzelfde vak staat. Zorgen dat je zoveel mogelijk spreuken kunt gebruiken, aan de hand van de huisjes en straten die je gekocht hebt. En nog veel meer, met mijn zielige hersentjes zou ik er toch nooi aan uit komen, ookal heeft Fred het me vaak voorgesteld om het uit te leggen. Iemand zet zich naast me op het kleed, lange rode haren vallen voor haar gezicht, Ginny kijkt me aan. Wetend dat ik haar ook aan kijk, niet dat het haar iets kan schelen. ‘Wat is er?’ mijn stem klinkt zacht. ‘Niks’ haar glimlach is groot. Maar toch zit er iets aan haar ogen wat ik niet kan thuis brengen. Alsof ze ergens bang voor is, niemand zou het kunnen zien. Maar daar helemaal achteraan in haar ogen zit het. Goed verstopt weliswaar maar toch duidelijk te zien. ‘Hoe is het met Daan?’ meneer en mevrouw Wemel zijn een minuutje geleden de kamer uit vertrokken om naar bed te gaan. ‘Goed’ haar gezicht heeft ze nu op de vlammen gericht en die weerspiegelen op haar huid. Ze heeft net zoals alle andere Wemels rode haren en een lichte huide, maar die van haar is lichter dan die van elke andere Wemel. Bijna doorschijnend, een spiegel kan je wel zeggen. ‘Hoe namen de jongens hun verlies op?’ blij dat ik over iets anders praat kijkt ze terug naar mij. ‘Slecht denk ik, maar het zijn altijd slechte verliezers geweest’ ‘Misschien komt dat omdat jij hun kleine zusje bent?’ ‘Dat heeft er waarschijnlijk wel iets mee te maken, bij jou bijvoorbeeld zouden ze dat nooit doen’ ik grinnik. Daar heeft ze een punt. ‘Niet dat het me wat uit maakt, ze zijn het binnen een halfuurtje weer vergeten en willen een nieuw spelletje spelen,’ gaat ze verder, ‘je kunt ze met kleine kindjes vergelijken’ een glimlach staat op haar gezicht. Met mijn vingers draai ik het armbandje dat rond mijn arm hangt heen en weer. Ginny heeft net hetzelfde, het enigste verschil is de kleur. Zij heeft een donkerbruin bandje en ik een lichter bruin. Het is een bandje dat we gekregen hebben van mevrouw Wemel. Ginny was toen 11 en ik 14. Ginny en ik hebben altijd goed over weg met elkaar gekunnen, waarschijnlijk omdat we de twee enigste meisjes zijn tussen al die jongens. Oké, we zijn misschien een beetje jongensachtig maar dat verandert er niks aan. Ik heb al mijn geheimen, die ik niet bij Fred en George kwijt kon, tegen Ginny kunnen vertellen. En natuurlijk kon zij dat bij mij. Natuurlijk hebben we nog onze beste vriendinnen, maar de band tussen mij en Ginny is anders. Een soort van halfzusjes kan je ons best noemen. Ze betekent evenveel voor me als een zus voor me zou betekenen.
Reageer (6)
Ik vind het een hééle mooie foto. Zoals al jou foto's.
1 decennium geledenDus ze spelen monopoly x'D
Snél verdeeeeeeeeeeeeeeeeeeer
Super goed!
En laat ik niet altijd een reactie achter?