11. Het hutje in het bos
Ik werd die ochtend om negen uur wakker. Sven was net op, en Maiko en Liwe waren zelfs al aangekleed. Ik schoot snel in mijn kleren en ging naar beneden om te ontbijten. Na het ontbijt pakte ik een rugzak en stopte er genoeg eten in om een dag weg te blijven. Ik wist niet zeker hoe ver het was naar de andere kant van het bos, maar je kon maar beter het zekere voor het onzekere nemen. Mijn ouders waren nog niet wakker, dus schreef ik een briefje en legde dat op de keukentafel. Om tien uur precies verlieten we het huis.
We vermeden de paden in het bos en liepen simpelweg rechtdoor. Maiko en Liwe hadden bij hun vlucht een spoor van gebroken takken en geknakte planten achtergelaten, en hier en daar zat ee nstukje stof aan een struikje geprikt. Maar naarmate we dieper het bos in liepen, werd het spoor onduidelijker. Na een uur was het verdwenen. We besloten om toch maar een pad te zoeken, zodat we de weg konden vragen aan voorbijgangers. We keken om ons heen en zagen tot onze grote vreugde iemand lopen. We renden er naar toe. Voordat we de persoon bereikt hadden, was hij al verdwenen, maar we zagen nu in de verte wel een pad liggen. Plotseling riep Liwe ons. Ze wees naar iets rechts van ons. Ik kneep mijn ogen samen en zag dat het een oud, houten hutje was. Nieuwsgierig liepen we er naar toe.
Het hutje was krakkemikkig, maar niet ernstig beschadigd. Voorzichtig duwde ik tegen de deur, die meteen meegaf. Gelukkig zat hij niet op slot, want er zat wel een slot op de deur. In het hutje was het stoffig en donker. Er waren twee ramen, beiden met rafelige lappen stof ervoor die als gordijnen dienden. In het midden van de ene kamer waar het hutje uit bestond, stond een vierkante tafel met twee stoelen. Verder stonden er nog een kast en een bank. Sven trok één van de doeken voor de ramen weg, en de stofjes in de lucht lichtten goud op. Vanaf de deur van het hutje liep een onduidelijk paadje, waarschijnlijk richting het pad waar we net naar toe liepen. We besloten om even in het huisje te blijven, wat te eten, en daarna het paadje te volgen.
Het paadje kwam inderdaad uit op het pad. Ongeveer tenminste. Het paadje hield op voordat het het pad bereikte, maar je kon het wel duidelijk zien. Vanaf het pad zag je echter niets van het hutje of het paadje dat ernaar leidde. Ik hing het elastiekje uit mijn haar aan de tak van een boom, zodat we het hutje later terug konden vinden. We liepen verder over het pad (we wisten dat we de goede kant op gingen, want achter ons konden we de woonwijk zien - we hadden een stuk minder ver gelopen dan we dachten). Af en toe splitste het pad zich, maar er was altijd wel een wandelaar om de weg aan te vragen. Na anderhalf uur kwamen we aan de andere kant van het bos. Het pad kwam uit op een parkeerplaats, waar een snelweg achter lag. Ik was niet bepaald verrast, maar aan hun gezichten te zien ervaarden Maiko en Liwe de schrik van hun leven. "Het halve bos is weg," mompelde Maiko, "We zijn nog niet eens langs de nevelvelden gekomen!"
***
Reageer (1)
Leuk verhaal
1 decennium geledensnel verder schrijven <3