75. Kapot
Het zachte licht van de ochtendzon gleed door de kapotte gordijnen en viel precies op Elise’s gezicht. Ze lag tegen me aan, haar ademhaling kalm en regelmatig. Mijn arm lag losjes om haar heen, en haar haar kietelde mijn kaak. Het tapijt onder ons voelde ruw en kriebelig, maar de warmte van de kleine stove maakte alles comfortabeler. Het was vreemd hoe de nacht van complete chaos ons in dit moment van rust had gebracht.
Ik bewoog voorzichtig mijn hoofd om haar beter te kunnen bekijken. Haar gezicht straalde een soort tevredenheid uit, alsof de ruzie van gisteren en alle frustraties in rook waren opgegaan. Haar hoofd lag nog steeds op mijn borst, en ik voelde mijn hart sneller slaan toen ik me herinnerde wat er allemaal gebeurd was.
Het volgende moment werd die rust ruw verstoord door een harde klop op de deur. Het geluid echode door de kapotte kamer en deed ons beide opschrikken. Elise schoot overeind, haar ogen nog half gesloten, en keek me verdwaasd aan. “Wat...?” mompelde ze slaperig, maar toen ze de deurklopper opnieuw hoorde, begreep ze het meteen.
“Shit,” fluisterde ik terwijl ik me snel omdraaide en het deken van de bank greep. We trokken het net op tijd over onze naakte lichamen heen toen de deur met een klik openging. Daar stonden Hans en een geërgerde hotelmanager.
Hun ogen gingen direct naar de ravage in de kamer. Het bedframe lag gebroken in tweeën, het gordijn hing half aan de muur, en glasscherven glinsterden in het ochtendlicht op de vloer. De kleine tafel was omgedraaid, een stoel mistte een poot en lag schuin tegen de muur. De schilderijen lagen scheef of op de grond, en er waren kussenresten overal verspreid. Zelfs de muur waarop Elise en ik vannacht hadden geleund, had een duidelijke afdruk van de kracht die we erop hadden losgelaten.
Hans’ ogen werden zo groot als schoteltjes. Hij wilde iets zeggen, maar zijn mond bleef half open terwijl hij naar het tafereel staarde. “Ik... eh... we...,” begon hij, maar hij hapte naar woorden. Zijn blik ging van de kapotte meubels naar Elise en mij, die nu half verstopt onder het deken zaten. Elise staarde hem met grote ogen aan, haar haar wild en warrig.
“We hebben een paar klachten gehad over nachtlawaai,” probeerde Hans opnieuw. Zijn stem klonk vlak, alsof hij niet kon bevatten wat hij voor zich zag. “Maar, wat de hel...” Zijn woorden stierven weg toen zijn blik bleef hangen op het half afgebroken bedframe en de lamp die in scherven op de grond lag.
De hotelmanager, een wat oudere man met een strak gezicht, keek geschokt. “Deze kamer...” begon hij, maar Hans stak snel een hand op om hem de mond te snoeren. “Ik... ik schrijf wel een cheque uit,” zei Hans terwijl hij naar zijn borstzak greep. Hij mompelde iets onverstaanbaars en trok een cheque uit zijn portefeuille. “Zodat jullie deze kamer volledig opnieuw kunnen decoreren.” Zijn stem was vlak en zakelijk, maar ik zag hoe zijn gezicht rood werd van schaamte en frustratie.
Ik wist dat het nu mijn beurt was om iets te zeggen. “Ehm… Hans,” begon ik, terwijl ik het donsdeken nog iets strakker om Elise en mezelf trok. “Ik denk dat we wat... eh… enthousiast waren.”
Hans keek me strak aan. “Enthousiast? Bill, deze kamer is veranderd in een oorlogsgebied! Wat is hier in hemelsnaam gebeurd?” Hij wees naar het kapotte bed en de omgevallen meubels, alsof hij hoopte dat een van ons een magisch excuus had dat alles zou verklaren.
Elise, die tot nu toe stil was gebleven, haalde diep adem en ging rechtop zitten. “Hans,” begon ze, haar stem nu zelfverzekerd, “we lossen dit op. Het is... onze fout. En we zullen de schade vergoeden.” Haar ogen hadden die bekende vastberadenheid. Zelfs in deze situatie had ze nog haar waardigheid.
De hotelmanager mompelde iets over ‘complete renovatiekosten’ en begon foto’s te maken met zijn telefoon, zijn mond nog steeds strak van afkeuring. “Dit is ongehoord,” bromde hij. “Ongehoord!”
Hans draaide zich weer naar ons en zijn ogen vernauwden. "Jullie twee. Trek iets aan en kom straks naar de lobby. We moeten praten over hoe we dit gaan uitleggen aan het management." Hij schudde zijn hoofd nogmaals, mompelde “Dit kost me mijn hele weekbudget” en liep naar buiten, gevolgd door de hotelmanager. De deur sloot met een luide klik.
Toen ze weg waren, barstten Elise en ik tegelijk in lachen uit. “Heb je dat gezicht gezien?” zei ik hijgend van het lachen. Elise leunde achterover, haar hand op haar buik. “Ik dacht even dat hij zou ontploffen!”
Ik trok haar naar me toe en drukte een kus op haar voorhoofd. “Misschien moeten we voortaan wat... subtieler zijn.”
Elise grijnsde en kneep speels in mijn zij. “Dat is niet echt ons ding, toch?”
Ik glimlachte. Nee, subtiel was inderdaad niet iets wat bij ons paste.
Maar toen werd mijn lach zachter, en ik keek naar haar. "Het spijt me, Elise," zei ik, en deze keer meende ik het volledig. "Voor alles. Voor de ruzie, voor mijn koppigheid."
Haar lach verdween langzaam, en ze keek me aan met een kleine glimlach. "Het spijt mij ook. Misschien was ik wat... heftig."
"Misschien?" vroeg ik met een speelse grijns.
Ze gaf me een zachte duw en leunde toen tegen me aan. "Oké, oké. Misschien héél heftig. Maar je moet toegeven, dit maakt een goed verhaal."
Ik sloeg mijn arm om haar heen en trok haar dicht tegen me aan. "Daar heb je gelijk in. Maar laten we voorlopig maar even geen hotelkamers meer slopen, oké?"
Ze lachte opnieuw en gaf me een kus op mijn wang. "Afgesproken."
Er zijn nog geen reacties.