Level 14
Kyrin sprong van Sohra’s paard en scheerde door de donkere lucht vooruit. ‘Kun je wat zien?’ riep hij omhoog en Kyrin krijste. Waren het plunderaars? Een bosbrand? Zouden ze moeten vechten? Er ging van alles door zijn hoofd.
Toen ze eindelijk dichtbij genoeg waren, werden de contouren van een dorpje zichtbaar. Wat tenminste een dorp was geweest. Reyan’s hart zakte in zijn schoenen zakken bij het zien van de loutere geraamten van de smeulende huisjes en de vlammen die alles op hun pad verzwolgen. Wat niet al verbrand was, was ingestort en de lucht was doordrongen met de geur van verbrand hout en roet, vermengd met de aardse geur van de natgeregende grond. De zwakke zonnestralen die tussen de dikke wolken door probeerden te breken, werden genadeloos tegengehouden, waardoor het landschap baadde in een troosteloos grijs licht. Het hartverscheurende gehuil van kinderen en het geschreeuw van wanhopige mensen sneed door zijn ziel en een gevoel van woede, verdriet en frustratie brandde in zijn borst. Hij gaf de teugels een ruk en reed het dorp in.
Eryx brieste protesterend toen ze het dorp naderde. De wind droeg de brandende sintels uit de omgevallen vuurkorven mee. De droge rieten daken hadden geen schijn van kans gemaakt. De straten waren bezaaid met puin en as. De tientallen verminkte lichamen onthulden een gruwelijke gebeurtenis, een meedogenloze aanval. Fay verscheen naast hem en sloeg haar handen van schrik voor haar mond. Tranen fonkelden in haar ogen.
Kyrin maakte een geluid alsof ze lucht door haar tanden zoog. ‘Dat ziet er niet best uit.’
Dat is zwak uitgedrukt..
Hun aanwezigheid werd eindelijk opgemerkt door de dorpelingen. ‘Wat is hier gebeurd?’ vroeg Reyan terwijl hij afsteeg. Een middelbare man liep met trieste ogen op hem af. Zijn lange shirt was aan de onderkant verschroeid en er zat een grote bloedvlek boven zijn heup, die niet van hem leek te zijn, kleurde zijn grauwe kleding rood. ‘De monsters,’ bracht hij moeizaam uit. Zijn keel was schraal door de rook van het vuur. ‘Ze vielen ons aan, uit het niets. Die makke wezens over de heuvels, ik begrijp niet- Ik heb dit nog nooit meegemaakt. Ze hebben alles vernield.. Mijn vrouw..’ Zijn stem brak. Tranen welden op in zijn ogen en hij verborg zijn gezicht achter zijn handen, terwijl hij zachtjes snikte.
Monsters? Kan het zijn..? Reyan keek de anderen aan. Uit hun ernstige blik kon hij opmerken dat ze zich hetzelfde afvroegen. Konden het de Bludhoofs zijn geweest? ‘Is er enige manier dat we kunnen helpen? Ik kan gewonden genezen.’
De man knikte, het traanvocht droop over zijn wangen. ‘We hebben onze gewonden verzameld.’ Hij wees naar een tent die met grote doeken achterin het dorp stond opgesteld. Het was duidelijk een noodoplossing en alles behalve stevig. Reyan activeerde zijn pantservuist. ‘Kijk hoe we zoveel mogelijk kunnen helpen,’ zei hij tegen zijn party, ‘de queeste moet maar wachten.’ Hij verwachtte een tegenreactie van Sohra, maar ze wendde zich in plaats daarvan tot de man. ‘Laat het een troost wezen dat die monsters niet meer zullen terugkomen,’ zei ze en kneep de man bemoedigend in de schouder, ‘we hebben ze allemaal afgeslacht.’
Reyan wist dat het niet lang zou duren voordat de bron nieuwe monsters zou creëren, Sohra ook, maar voor nu waren de mensen veilig en die geruststelling hadden ze nodig.
De scherpe ijzerlucht van bloed en open wonden sneed door zijn neus toen Reyan de tent instapte. Rijen gewonden lagen tegen de regen, kreunend en huilend. Bloed sierde de grond in allerlei vormen, een groot contrast met de bleke gezichten die naar hem omkeken. De diepe scheurwonden en verbrand vlees.. Hij werd er opnieuw aan herinnerd hoe fragiel hij zonder zijn wapens zou zijn. Deze onschuldige mensen waren reddeloos verloren tegenover die beesten.
Hij knielde neer naast een jonge vrouw met een grote wond op haar dijbeen. Ze lag roerloos en volgde hem zonder haar hoofd te bewegen. Haar wangen waren vochtig, haar ogen rood. Voorzichtig peuterde hij de stukken stof los van de wond en prevelde een excuses toen de vrouw van pijn zijn arm greep. Toen de stukken stof uit de weg was, hield hij zijn pantservuist boven de wond en sloot zijn ogen. Warmte borrelde in zijn binnenste toen hij zijn magie opriep en het verwoeste vlees cel bij cel herstelde.
Het was een intensieve opgave, zowel fysiek als magisch. Met elke patiënt sijpelde zijn energie weg en duurde het langer voordat een genezing volledig was uitgevoerd. Tegen de tijd dat hij bij zijn vijfde patiënt aankwam, moest hij alweer een mana drankje aanbreken om weer door te gaan. Het was een huiveringwekkend fenomeen om te zien hoe het beschadigde vlees van binnenuit begon te genezen onder de kracht van zijn pantservuist. Dat was een schouwspel waar hij niet aan kon wennen. De aderen stopten met bloeden, het weefsel leek bijna levend terwijl het naar elkaar toe kroop, zich aan elkaar vastklampte en samensmolt, tot er uiteindelijk niets meer van de wond zichtbaar was. Alsof het er nooit was geweest. Reyan liet zijn trillende arm zakken, terwijl hij zwaar ademend boven de jonge man bleef zitten en de kracht verzamelde om zich naar de volgende te begeven. De jongen was lijkbleek, maar glimlachte zwak, terwijl hij Reyans arm aanraakte. Zijn vingers waren ijskoud. ‘Dankjewel.’
Reyan glimlachte terug. ‘Rust uit,’ zei hij zachtjes en stond kreunend op van zijn plaats. Hij maakte nog een mana drankje los van zijn riem en dronk het flesje leeg. Hij voelde een warmte in zich opborrelen en verspreiden door zijn lichaam. Hij voelde de energie terugkomen. Toen hij een gapende wond in een been had genezen en controleerde of dat de laatste was, vluchtte hij de tent uit. Weg van al die ellende. Hij gooide de tentflap achter zich dicht en haalde diep adem, om de verstikkende lucht van verdriet en pijn uit zijn lichaam te spoelen, maar een prikkelende rooklucht drong zijn longen binnen en hij hoestte.
De beelden uit de tent dreinden door zijn hoofd. Zoiets vreselijks had hij nog nooit gezien. Zijn benen voelde slap en hij liet zich op zijn knieën vallen. De waterige grond drong door de stof van zijn broek, terwijl de koele regen op zijn gezicht kletterde. Dat kalmeerde hem iets, spoelde de nare beelden uit zijn hoofd.
Hij hoorde kinderen lachen en keek opzij. Fay stond bij een groepje jonge kinderen en maakte salto’s, terwijl ze lenig door de lucht sprong. Twee jonge moeders met baby’s in hun armen keken toe. Verderop hielp Ardin met het herbouwen van simpele huizen, zodat de bewoners voor de nacht een slaapplaats hadden, terwijl Kyrin en Sohra waren vertrokken, maar er lag wel een berg geschoten hazen in een mand. Dikke rookwolken trokken op buiten het dorp, vuur knetterde en er klonk gehuil. Toen Reyan ging kijken stuitte hij op een tafereel waar hij het liefst zijn blik van lostrok, maar toch werden zijn ogen gevangen door het dansende vuur die de tientallen lijken opslokte en tot as verpulverde. Reyan’s voelde een druk op zijn borst bij het zien van de vele lichamen die nog zouden volgen, ingewikkeld in doeken, met huilende familieleden aan hun voeten. Een klein meisje legde haar handje op de borst van haar vader. Ze huilde niet, begreep misschien niet eens wat er was gebeurd.
Kyrin en Sohra spreiden een doek uit over het laatste lichaam, hun ogen triest en glanzend. De meisjes hielpen de lichamen tillen, brachten ze dichter bij de vlammen dan de dorpelingen konden en keken samen toe hoe het vuur groeide en zijn volgende slachtoffer opeiste.
Reyan voelde de warme tranen branden in zijn ogen en hij wist niet of het kwam door de verstikkende rook en de scherpe geur van verbrand vlees of van diep verdriet. Het was onvoorstelbaar wat deze mensen hadden meegemaakt. De angst, wanhoop en diep gegrond verdriet. Reyan had veel wezens gedood, veel lichamen levenloos op het gras zien liggen, maar nog nooit dat van mensen - nog nooit lichamen die niet verdwenen.
En Sohra en Kyrin.. Ze gaven geen kik terwijl ze deden wat moest gebeuren. Bijna alsof ze dit vaker hadden gedaan. Bij die gedachten kroop er een rilling over zijn ruggengraat. Hij scheurde zijn blik los en rende het dorp weer in. Reyan maakte zich verder nuttig door Ardin te helpen met het opbouwen van slaapplaatsen. Ze werkten door tot de avond viel en ze uiteindelijk met een slappe soep van konijnenvlees, knollen en wat kruiden in stilte rond een warm vuur zaten.
Reyan keek het vuur rond, iedereen staarden naar de vlammen met bleke gezichten en rode, gezwollen ogen. Ze zeiden geen woord tegen elkaar. Eigenlijk was het hele dorp stil op wat gemompel en gesnik na. Hij keek naar de andere kampvuren die rond hen waren opgezet en naar de mensen die moedeloos voor zich uit starend hun avondmaal naar binnen werkten. ‘Ze hebben hulp nodig,’ mompelde hij zachtjes. ‘Hulp die wij hen niet kunnen beiden.’ De akkers vertrapt en ook hun vee was gedood of verdwenen in de bossen, weggevlucht van het dreigende gevaar. Met de winter op komst zouden ze het nooit overleven. ‘We moeten naar het Gildehuis.’
Nu had hij alle aandacht. ‘Die Bludhoofs waren timide,’ ging hij verder, ‘ik heb de dorpelingen gesproken terwijl we de huizen aan het opbouwen waren. Ze grazen over de heuvel daar, in het woud. De dorpelingen hebben er altijd langs kunnen rijden met hun wagens en de wezens weken van het pad. Het klopt niet dat ze het dorp volledig vernietigen en vervolgens ook ons aanvallen. Dit moet onderzocht worden.’
Sohra, die met opgetrokken knieën had geluisterd, hief haar hoofd. ‘Dus je wilt de queeste staken?’
‘Uitstellen,’ corrigeerde hij haar. ‘We kunnen de melding maken bij het Gildehuis en meteen rechtsomkeert maken. Met wat geluk redden we het dan nog.’
‘Dat is helemaal in het zuiden,’ zei Sohra fel, ‘dat redden we niet. En wat als ze daar vragen gaan stellen over onze aanwezigheid in Midland? We hebben al genoeg vertraging opgelopen. Ik ga het niet riskeren dat we die queeste mislopen.’ Ze sloeg haar armen resoluut over elkaar en keek hem strak aan. ‘We gaan door.’
‘Deze mensen hebben hulp nodig, Sohra,’ zei Fay met een zachte stem. ‘Ik wil ook naar die queeste toe, maar ik kan het niet over mijn hart krijgen om deze mensen aan hun lot over te laten.’ Ze veegde een verdwaalde traan van haar wang.
‘Kunnen we niet gewoon wachten tot er een andere Party langskomt?’ probeerde Kyrin, terwijl ze uit haar kom slurpte. Reyan schudde zijn hoofd. ‘Zij hebben niet gezien wat wij hebben gezien. Deze situatie is te bizar om niet te melden.’ Hij bleef Kyrin aankijken, maar zij haalde haar schouders op en slurpte weer uit haar kom. ‘Ik ben hier gewoon voor het amusement. Het maakt mij allemaal eigenlijk niet uit.’
‘En jij?’ Ardin was stil, zijn blik rustte op een groepje kinderen die met hun moeders bij een vuur zaten. De jonge vrouwen zongen zachtjes, maar hij hoorde het verstikte verdriet in hun klanken. Hij leek te aarzelen, maar keek toen Sohra aan. ‘Het spijt me, Sohra,’ zei hij schor, ‘ik weet wat deze kans voor je betekent, maar ik ga deze mensen niet in de steek laten.’
‘Meen je dat nou?’ vroeg ze verontwaardigd en blies lucht tussen haar tanden door. Fay fronste. ‘Kijk om je heen. Heb je geen empathie?’
‘Je denkt dat dit het ergste is dat ik in mijn leven gezien heb?’ snauwde ze terug. Ze keek Fay strak aan. Ze bleef Sohra met een gladgestreken gezicht aankijken. Sohra bleef een paar seconden stil, haar ogen rustend op de kinderen verderop. Een zware zucht rolde over haar lippen. ‘Ik heb die queeste nodig,’ zei ze zachtjes, ‘mijn familie heeft het geld nodig.’
‘Dat begrijp ik,’ antwoordde Reyan voorzichtig. Hij begreep wel dat dit een gevoelig onderwerp voor haar was en hij wilde haar niet per ongeluk beledigen. Toen Sohra haar verhaal vertelde aan Brunhilda, viel het kwartje voor Reyan.
‘Nee, dat doe je niet.’
Autsj.. Toch die snaar.
‘Jij hebt waarschijnlijk je hele leven alles gekregen wat je hartje ook maar begeerd. Eten en speelgoed in overvloed en geen zorg in de wereld. Jij weet niet wat het inhoud om je elke dag wanhopig te voelen, jezelf af te vragen of je morgen wel zal eten.’ De vlammen laaiden op in haar ogen of dat leek alleen maar zo door de reflectie van het vuur in haar ogen. ‘Ik heb moeten vechten voor mijn leven en dat van mijn familie. Ik had niet eens de ruimte om me zorgen te maken over eer. Dat was wel het laatste.’
Het was doodstil om het kampvuur, alsof al het geluid om hem heen was opgeslokt door het verstikkende ongemak. Reyan keek haar aan. Iets in hem schreeuwde dat het oneerlijk was om haar situatie met de zijne te vergelijken, dat zij ook niets over zijn leven wist en dat hij dat ook hardop moest uitspreken, maar er was weer dat verlammende gevoel in zijn borst, die de woorden vastgrepen en niet loslieten voordat ze over zijn tong rolden. Even herinnerde hij zich het gesprek dat hij een paar weken terug met Sohra had gevoerd. Hoewel hij op dat moment had geloofd dat ze enige empathie had voor zijn situatie, was daar nu weinig van terug te zien. Maar hij kon ook inzien dat ze nu vanuit pure wanhoop en onzekerheid van zich afbeet. En wellicht een vleugje jaloezie.
Hij zuchtte diep. ‘Dat klopt. Dat zijn geen dingen waar ik mij vroeger zorgen over hoefde te maken.’ Hij keek om zich heen. ‘Maar deze mensen nu wel,’ voegde hij er zachtjes aan toe. ‘Als iets jouw hart sneller zou moeten laten kloppen en jouw vuur zou laten branden, dan is het deze situatie hier.’
Sohra was in gedachten verzonken. Uiteindelijk rechtte ze haar rug. ‘Beloof je me dat we ons uiterste best gaan doen om zo snel mogelijk in Ombrosia te komen.’
Reyan knikte oprecht. ‘Ik wil hetzelfde, Sohra. Wij allemaal.’
Reageer (1)
Sooo many feels in dit hoofdstuk. Supergoed geschreven!
5 maanden geledenYou made me smile <3
5 maanden geleden