Toen ik weer opkeek, zag ik dat ik op de grond lag. Anderling en een vrouw stond over me heen gebogen, en ik zag een aantal andere bezorgde gezichten om me heen. ‘Gaat het?’vroeg de vrouw. Ik knikte en wilde rechtop gaan zitten. Er schoot een pijnscheut door mijn ribben en ik ging gauw weer liggen. ‘Een paar gekneusde ribben, dat heb ik zo gefikst.’zei de vrouw. ‘Balsemio.’ Ik voelde nog even pijn in mijn ribben, maar dat ebde weg. ‘Dank u.’zei ik. ‘Verder nergens last van?’vroeg ze. Ik schudde van nee. Ze fluisterde wat met professor Anderling en toen hielp ze me overeind. ‘Het lijkt me beter als je even mee gaat naar de Ziekenzaal, jongedame.’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, het gaat wel. Ik dommelde gewoon in en had een nachtmerrie, dat is alles.’ Toch liet ze me niet los en sleepte me mee naar de Ziekenzaal, onder luid protest van mijzelf. Ze drukte me op een bed. ‘Blijf zitten, ik ben zo weer bij je.’ Ze liep een andere deur door, waarschijnlijk naar haar eigen kantoortje. Hoewel de verleiding groot was om weg te gaan, ik bleef toch zitten. Even later kwam de vrouw weer terug. ‘Ik ben trouwens Madame Pleister.’zei ze. Ze had een drankje bij zich. ‘Hier, drink op.’ Ze gaf me het glas. Ik rook eraan. ‘Wat heeft u erin gestopt?’vroeg ik. ‘Water.’zei ze. ‘Ik geloof u niet.’zei ik en zette het glas weg. ‘Het spijt me, maar ik ga het niet drinken. Voor hetzelfde geld zit er Veritaserum ofzo in, en laat u me iets vertellen wat ik liever niet wil vertellen.’ Ik had haar door, dat zag ik aan haar gezicht. Hoewel het toch maar een gok was. ‘Dan niet.’zei ze terwijl ze zich omdraaide. ‘Maar je gaat niet weg.’zei ze toen ik opstond. ‘Waarom niet?’zei ik. ‘Ik heb les, laat me alstublieft gaan. U schiet hier toch niks mee op.’ Madame Pleister schudde haar hoofd en draaide zich weer om naar mij. ‘Dat misschien niet, maar zowel Minerva als ik hebben het gevoel dat je niet zomaar een nachtmerrie had.’ Ze draaide zich weer om en liep haar kantoortje in. Ik zag de kans om weg te gaan uit de Ziekenzaal, en liep wat door het kasteel. Toen ik besloten had om terug naar de les te gaan, ging de bel. De les was afgelopen. Ik dacht dat het geen zin meer had om erheen te gaan, en liep nog wat door het kasteel. Ik liep een toren op, die verdacht veel leek op de toren uit mijn droom. Ik liep naar de grote bal in het midden van de toren. Ik keek naar de rand van de toren. De rand waar de oude man had gestaan. Ik liep naar de rand toe en keek naar beneden. Daar had de man waarschijnlijk gelegen. ‘Bella?’fluisterde iemand. ‘Bella, ben je hier?’ Eerst wou ik geen antwoord geven. ‘Ja.’fluisterde ik terug. Ik hoorde iemand de trap oplopen. ‘Ik dacht al dat je hier zou zijn.’ Ik draaide me om en zag dat Zoë boven aan de trap stond. ‘Hoezo?’ Zoë haalde haar schouders op. ‘Weet niet, ik had alleen al zo’n vermoeden.’ Ze liep naar me toe en sloeg haar armen om me heen. ‘Ik schrok toen je begon te gillen net.’ Ik sloeg mijn armen ook om haar heen. ‘Kun je een geheimpje bewaren?’vroeg ik. ‘Wie mag het niet weten?’vroeg ze. ‘Niemand mag het weten, vooral Anderling en Madame Pleister niet. Kun je het stilhouden?’ Zoë knikte. ‘Erewoord.’ Ik zuchtte even diep en vertelde toen mijn droom.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen