O63 || Cassian
Ergens was Cas op de badkamervloer geëindigd. De koude tegels van de muur tegen zijn rug drukkend. Misschien kon de kou alles binnen in hem bevriezen. Misschien voelde hij de kou bijna niet. Hij had zijn armen om zijn benen geslagen, zijn gezicht tegen zijn knieën gedrukt. Als hij zichzelf maar stevig genoeg zou vasthouden, zou hij niet uit elkaar vallen, was wat hij zichzelf vertelde. Hoe vaak hij de woorden ook herhaalde, het werkte niet.
Hij huilde niet terwijl hij daar in de badkamer zat en alsmaar het gezicht van die man voor hem zag. Zijn naam was hij alweer vergeten. Hoe kon hij de naam vergeten? Hoe kon hij ooit vergeten dat er nu een vrouw was die de boodschap had gekregen dat haar man niet meer thuis zou komen? Zou hij kinderen hebben gehad? Een moeder die mantelzorg nodig had en nu haar eigen kind zou moeten begraven?
Misschien was het makkelijker geweest als hij wel gehuild had. Misschien had hij dan iets kunnen voelen, in plaats van deze leegte waar zelfs de koude badkamertegels niet doorheen leken te komen. Hij voelde niks. Gewoon niks.
Elliot betrad de badkamer. Het was iets wat zijn hersenen wel registreerden, net zoals de woorden die hij uitsprak. De betekenis ervan leek vertraagd binnen te komen, net zoals het beeld van het ingepakte pakje dat naar hem uitgestoken werd dat deed. Veel te laat realiseerde hij zich dat hij het pakje aan moest pakken. Wat Elliott bedoelde met zijn woorden over bloed, zweet en tranen, wisten zijn hersenen geen wijs uit te worden.
“Bedankt,” wist hij uit te brengen. Haast mechanisch haalde hij het papier van het pakje af. Het waren handschoenen. Bijna liet hij de handschoenen uit zijn handen vallen toen hij dit zag. Zijn hele leven al verstopte hij zich voor de vloek die hem getroffen had. Het was een gave, zeiden ze, maar voor hem was het meer een vloek. Zijn hele leven zat hij hier weggestopt, zorgde hij er altijd voor dat hij zichzelf bedekt had, dat hij niemand aan zou raken. Het was goed bedoeld van Elliott, daar was Cas zeker van. Maar als hij handschoenen gedragen had, dan had hij nu geen bloed aan zijn handen gehad. Dan hadden zijn handen nu niet zo vies gevoeld, hoe vaak hij ze ook geschrobt had. De huid was rood en ruw, maar schoon kreeg hij ze niet meer. Hij vroeg zich af of hij zich ooit nog schoon kon voelen.
“Dankjewel,” wist hij uit te brengen. “Hoor je niet in bed te liggen?” Elliott zag er nog steeds bleek uit. Cas had het beeld hoe Elliott neer was gestort nog vers voor ogen. Elliott hoorde hier niet te zijn, hij hoorde in bed te liggen en beter te worden van datgene waar hij zo zwak van was geweest. Niet hier op de badkamervloer te zitten bij Cas.
Er zijn nog geen reacties.