O61 || Cassian
Zijn stem klonk hem vreemd in de oren terwijl hij Elliott begroette. Het kostte hem al zijn wilskracht om naar Elliott te kijken, om te doen alsof er niks aan de hand was. Alsof hij niet zojuist alles gedaan had wat hij zijn hele leven vermeden had. Alles wat hij altijd had willen voorkomen. Alsof hij niet uiteindelijk toch het monster geworden was waar hij altijd voor gevreesd had.
“Hi. Cas,” was wat Elliott antwoordde. Hij draaide zich wat om naar Cas, en voor Cas het wist stortte Elliott ineen. Cas kon nog net achteruit springen om niet geraakt te worden door een arm. Zijn hart bonkte in zijn keel, de herinnering van hoe de energie van de man in hem gestroomd was nog vers. Een zachte stem diep in hem die hem smeekte om Elliott aan te raken, om die kick nogmaals te krijgen.
“Elliot?” vroeg Cas. Toen Elliott niet reageerde, herhaalde hij nogmaals Elliots naam, ditmaal harder. “Elliott!”
Nog steeds kwam er geen reactie. Cas’ hart klopte in zijn keel terwijl hij zijn hand naar het alarmsysteem uitstak. Zijn hand trilde zo hard dat het hem meerdere pogingen kostte om de knop goed in te drukken. Terwijl de mensen binnen kwamen rennen, drukte Cas zich tegen de muur aan. Zo ver mogelijk weg van iedereen. Zo ver mogelijk weg van Elliott en de beelden die het stilliggende lijf losmaakte.
“Ik, ik zal jullie ruimte geven,” mompelde hij terwijl hij de ruimte verliet. Hij kon niet in dezelfde ruimte zijn als Elliott. Hij kon niet blijven kijken naar hoe iedereen om Elliott heen zat, als de herinnering hoe hij Elliott had aangeraakt nog zo jong was. Als het beeld van Elliott op de grond werd afgewisseld met de zakenman die zijn laatste adem had uitgeblazen. Als het een harde les was dat ook Elliott zo had kunnen eindigen. Hij kon daar niet blijven, niet terwijl de energie door zijn lijf pompte.
Hij gaf een harde klap tegen de boksbal in de sportruimte. En nog een. En nog een. Het luchtte niet op, verre van. Hij kon zichzelf niet zetten om terug te gaan naar Elliott en te kijken hoe het met hem was. Hij kon zelfs niet naar de mensen toe lopen die Elliott moesten helpen en het vragen.
Pas toen Elliott lang en breed in bed geholpen was door de werknemers hier, en hij zeker zou slapen, keerde Cas terug naar de kamer. Zo zacht hij kon liep hij door hun kamer heen naar de badkamer. Daar zette hij de kraan aan en spetterde water in zijn gezicht. Zijn geweten wist hij niet schoon te wassen.
Het was zo’n puinhoop. Elliott die zich niet goed leek te voelen, alles wat Cas gedaan had. Het liefste zou hij Elliott alles vertellen, zou hij Elliott smeken om hem rust in zijn hoofd te geven. Maar hij kon al niet bij Elliott in dezelfde ruimte zijn. Hoe zou hij ooit kunnen vertellen wat hij gedaan had? Hoe zou Elliott ooit kunnen begrijpen dat de energie alsmaar door hem heen pulseerde? Dat hij gedaan had wat nodig was, zelfs al voelde hij zich steeds minder mens?
Hoe zou hij ooit Elliott veilig kunnen houden als hij geen afstand kon houden?
Er zijn nog geen reacties.