O59 || Cassian
Stap voor stap liep Cas de kamer in. Hoewel zijn voeten wel voortbewogen naar die slaapkamer die hij met Elliott deelde, leken zijn hersenen de stappen niet te registreren. Zijn ogen staarden in de verte, en het was enkel aan het spiergeheugen te danken dat hij niet vol tegen de deurpost aanbotste. En toen stond hij daar, in die slaapkamer wat ondanks al zijn protesten toch een veilige plek geworden was. De tas viel uit zijn handen, met een harde klap op de grond. Ook dat drong bijna niet door tot Cas. Keer op keer op keer speelden de gebeurtenissen van die dag op zijn netvlies af.
Het nette pak had onnatuurlijk aangevoeld, maar er was hem gezegd dat hij was aangekondigd als een rijke zakenman. De geluiden hadden onnatuurlijk gevoeld, de geuren, alles wat Cas zag. Al die mensen, al dat licht, alle auto’s, telefoons, voorwerpen. Enkel over de drempel stappen had hem al zijn wilskracht gekost. En elke stap waren zijn ingewanden meer in de knoop geraakt. Hij had hier niet gehoord, hoorde al heel lang niet meer in de wereld van mensen. Het was zoveel geweest, te veel. Te veel indrukken. Te veel te veel te veel.
Toch had hij zijn bezwete handen aan zijn broek afgeveegd en was dat gebouw binnen gelopen.
Zijn hartslag was veel te hoog en het voelde alsof iemand in zijn longen kneep. Elke ademhaling ging haperig, zelfs nu hij allang weer thuis was, ver van alles wat zich had afgespeeld. Hij was veilig hier, vertelde hij zichzelf. Het was oké. Het was oké. Het voelde alles behalve oké.
Heel even sloot hij zijn ogen, en dwong zichzelf om een paar keer diep adem te halen. Je bent veilig. Maar de energie stroomde door zijn lichaam. Het voelde anders. Hij kende dat gevoel van energie wat onder je huid kroop, een kriebel die nooit weg zou gaan hoe hard je ook krabde. Maar dit was een andere energie. Dit was geen plant of dier. Deze energie fluisterde tegen hem. Moordenaar.
Het trok aan hem, maakte dat hij het uit wilde schreeuwen. Dat hij uit zijn huid wilde scheuren, alles om dat gefluister maar te stoppen. Moordenaar moordenaar moordenaar.
Hij had maar heel even moeten wachten voor de receptioniste hem kwam halen. Het was bijna te makkelijk zoals ze hem door het gebouw leidde en wees op de ruimte waar de man met wie Cas een afspraak had zat te wachten. Nee, geen man. Zijn prooi. De deur werd achter hem gesloten, de man stond op met een grote neppe glimlach op zijn gezicht. En daar was het. Hij stak zijn hand uit naar Cas. Een hand die Cas aannam.
Cas staarde naar zijn handen. Hij kon nog de druk voelen van toen hun handen elkaar geraakt hadden, hoe vaak hij inmiddels zijn handen ook gewassen had bij het tankstation waar ze op de terugweg een pauze hadden gehouden. Hij had geschrobd en geschrobd tot zijn handen rood en ruw waren, maar dat gevoel had hij er niet af gekregen. De stevigheid van de greep van de ander. De eeltplekken die verrieden dat de man in het weekend graag met zijn handen bezig was.
De manier waarop de energie was gaan stromen. De blik in zijn ogen toen de man doorhad dat er iets niet geklopt had, maar er niks meer tegen had kunnen doen. En bovenal dat gevoel van Cas’ lichaam die de energie in zich opzoog als een droge spons in een laagje water. Hij had niet naar de man hoeven kijken om te weten wanneer het gebeurd was. De energie vertelde hem voldoende. De boost die er door zijn lijf was gegaan, elke vorm van vermoeidheid die weggevallen was. Zijn lichaam die klaar was om bezig te gaan, die alert en wakker was. Cas zou het nooit toegeven, maar god, wat snakte hij nu alweer naar dat gevoel.
Moordenaar, moordenaar, moordenaar.
Pas nu zag hij Elliott zitten aan het kleine tafeltje wat bijna hun eettafel geworden was. Had hij er al die tijd al gezeten? Had hij gepraat tegen Cas? Cas had geen idee. Zijn woorden zouden aan dovemansoren gericht zijn.
“Hey,” sprak Cas. Zijn keel voelde droog aan en hij hoopte dat zijn stem hem niet zou verraden. Hij was oké, verdomme! Hij moest oké zijn. Hij had niks bijzonders gedaan, of dat was wat het verhaal was.
“Ik- ehm, ik zei toch dat ik terug zou komen?” Elliott mocht niks weten van dit alles. Dit was aan Cas om te dragen. Hij had het juiste gedaan, hij had het instituut geholpen. Hij had mensen veilig gehouden. Hij zou zich als een held moeten voelen. Hij was een held, hij was degene die zich inzette voor het goede. Het was enkel energie in zijn lijf, geen gefluister. Dat zat enkel in zijn hoofd. Het was gewoon energie, en hij was oké.
Moordenaar.
Er zijn nog geen reacties.