O35 || Cassian
"Ik heb het gevoel dat ik het niet goed genoeg doe voor ze," zei Elliot. Misschien kon iemand die heel intensief naar Cas' gezicht aan het kijken was zien hoe er een spiertje bij zijn kaak trok. Niet goed genoeg, daar kende hij het een en ander van. Iedereen maakte stappen. Iedereen om hem heen praatte over wat ze geleerd hadden, wat voor huiswerk ze gekregen hadden. Iedereen leerde en groeide, en soms voelde het alsof hij aan de zijlijn stond te kijken. Alsof ze een race aan het lopen waren en de rest steeds dichter bij de finishlijn kwam, maar hij nog in de startblokken stond. Alsof hij zijn voeten niet opgetild kreeg, hoe hard hij ook probeerde. Hoe hard het instituut naar hem stond te roepen om te gaan rennen, hem instructies toeschreeuwden hoe hij dat moest doen. En toch kon hij hun instructies niet opvolgen.
"Tijdens de training moest ik twee minuten een ander gezicht aannemen, wat normaal geen probleem zou mogen zijn. Volgende ekeer moet ik vijf minuten halen, maar het kost me zoveel energie."
Cas knikte voor hij nog een hap van zijn appel nam. "Als zij denken dat je het kan, zal je het kunnen," zei hij tegen Elliot. "Ze weten wat ze doen en zij hebben er vertrouwen in dat je die vijf kan redden." Want hoewel Cas hun grote mislukking was, wist Cas dat het instituut goed was in wat ze deden. Ze hadden de kennis om mensen te helpen en de ervaring om te weten wat ze aan het doen waren. Zelfs Cas hadden ze geholpen om stappen te zetten - al waren het maar drie luttele seconden.
Elliot leek er niet helemaal met zijn gedachten bij te zijn en liet zijn mandarijn vallen. Toen hij opstond, zakte hij ineens ineen.
"Elliot?" Cas stond op. Er kwam geen reactie van de jongeman. "Elliot?" Herhaalde hij nogmaals. De jongeman reageerde nog steeds niet.
Cas knielde bij hem neer en schudde voorzichtig aan zijn schouder. "Elliot? Kom op, reageer!" Maar de jongeman reageerde niet.
"Hé, iemand! We hebben hulp nodig hier," riep hij naar de open deur. Hij legde zijn hand op Elliots borstkas, veilig gescheiden door een shirt. Zelfs met de stof tussen hen in kon hij voelen dat er geen hartslag was.
"He! Iemand!" Schreeuwde hij nogmaals. "Help!" Niemand kwam. Dus Cas deed het enige wat hij kon, zette zijn handen op Elliots borstkas en begon te drukken. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Ooit, toen hij veertien was geweest had hij een cursus reanimatie gehad die nu goed van pas kwam. Nooit had hij verwacht die vaardigheden in het echt nog te gebruiken.
"Help! We hebben hulp nodig!" Schreeuwde hij nogmaals. Elliot ademde niet. Oh god, Elliot ademde niet. Iemand moest komen, hij had hulp nodig hij had hulp nodig hij had hulp nodig.
Maar niemand kwam. Niemand reageerde. En ergens wist Cas, voelde Cas hoe Elliot steeds harder wegglipte, hoe Elliots lichaam steeds harder om zuurstof schreeuwde. Hoe hard Cas ook probeerde dat hart op gang te houden, zonder zuurstof zou Elliot steeds verder wegzakken, tot er uiteindelijk niks van hem over zou blijven.
Hij kon niet anders dan zijn mond op die van Elliot drukken.
Er zijn nog geen reacties.