CASSIAN


I am forever chained to myself; that's what I am, and that's what I must try to live with.

Ze willen niet luisteren. Het was meer een rauwe kreet vanbinnen dan gesproken woorden tegen Elliot. Ze hadden niet willen luisteren naar Cas, de directie niet, niemand niet. Hoe vaak wel niet had Cas hen verteld dat dit geen goed plan was geweest, dat hij iemand anders iets aan zou doen, dat er ongelukken zouden gebeuren?

Dat hij een gevaar was voor de mensen om hem heen?

Maar ze hadden niet naar hem geluisterd, keer op keer op keer. Hij was hier gekomen voor de veiligheid van zijn familie, van de wereld om hem heen. Ze hadden hem beloofd dat hij nooit meer iemand iets aan zou doen, dat ze hem zouden helpen, dat ze iedereen veilig zouden houden. Maar die verdomde controle kwam maar niet. Kwam nooit, hoeveel Cas ook trainde. Hoe hard hij zichzelf ook pushte.

Het bed deukte in, een teken dat Elliot naast hem was gaan zitten. Een hand op zijn schouder, en opnieuw zat Cas als bevroren. Zelfs Elliot luisterde niet, leerde niet. Waarom zag zelfs Elliot niet in dat hij een gevaar was voor de mensen om hem heen?

“Je hebt ze gewaarschuwd,” zei Elliot. “Meer kon je niet doen.. Het was aan hen om te beslissen of ze er iets mee zouden doen of niet, en wat gebeurd is, is gebeurd.”

Elliot keek hem aan en Cas wilde zo graag het oogcontact verbreken. Wilde niet zien hoe Elliot bijna met compassie naar hem keek. Waar was de angst? Waar was de woede? Waar was de haat? Dat had Cas kunnen begrijpen. Woede, angst, haat, dat waren logische reacties. (Dat was wat Cas herkende). Maar dit? Cas snapte het niet.

Hij lachte kort, humorloos, zich nog te zeer bewust van hoe dichtbij Elliot alweer was. “Ik kon meer doen. Ik had meer moeten doen.” En nu had Elliot betaald. Cas had zich moeten beheersen, maar iets in de jongen naast hem maakte dat hij die intense emoties bij Cas boven had gehaald. Dat hij nog steeds intense emoties naar boven haalde, zelfs door enkel te kijken naar Cas. Cas haatte het.

“Kijk, we zijn op verkeerde voet begonnen, maar misschien kunnen we er een schone lei beginnen nu? Zand erover?” Elliot stak zijn hand uit naar Cas (niet meer op zijn schouder, niet meer op zijn schouder). Cas trok enkel zijn wenkbrauw op als reactie. Dacht Elliot echt dat hij hem een hand zou geven?

Dat was iets wat Elliot zich ook leek te realiseren. “Sorry, je wilt natuurlijk geen huid aanraken. Right,” was wat hij zei. “Aanbod blijft geldig though.”

Alles in Cas schreeuwde om nee te zeggen, om weg te lopen, om zich te herinneren wat er de laatste keer dat hij dicht bij Elliot in de buurt was geweest gebeurd was. Alles in hem probeerde hem te laten weten waarom hij niet bij anderen in de buurt was geweest, mocht zijn, voor die negen lange jaren. Dat had een reden, hij was niet te vertrouwen rondom anderen.

Maar negen jaar alleen in zijn cel zitten, negen jaar enkel de muren hebben om tegen te praten, de boksbal als zijn gezelschap, dat tekende een mens. Hoewel alles in Cas wist dat hij terug moest naar die cel, naar de isolatie die veiligheid betekende, was en bleef het dat: isolatie. Misschien was hij moe van het alleen zijn. Misschien had zijn gave als bijwerking verstandsverbijstering. Dat was de enige verklaring waarom hij reageerde zoals hij reageerde.

“Misschien kunnen we dat doen,” zei hij namelijk. Hij stak zijn hand op, zoals je zou doen als je iemand op een afstandje begroet. Hand uitsteken ging natuurlijk niet. “Hoi, ik ben Cas, je kamergenoot.”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen