O14 || Cassian
De ruimte waar Cas in zat was wit. De muren waren gemaakt van zacht schuim, de grond was gemaakt van zacht schuim en het plafond was gemaakt van zacht schuim. Verder was de ruimte compleet leeg, op één boksbal na. Toen Cas wakker geworden was in deze ruimte, was ook de boksbal hier niet geweest. Maar de energie (Elliots energie, het was Elliots energie geweest) had door zijn lichaam gestroomd, net zoals de frustratie. Hij was zo voorzichtig geweest, had al die jaren hier gezeten om te voorkomen dat hij iemand pijn zou doen, en dan was dit toch gebeurd.
De muren waren niet bestand geweest tegen Cas, of beter gezegd, zijn knokkels waren niet bestand geweest tegen zichzelf. Hij had de muur klap na klap gegeven tot de huid van zijn knokkels was geschuurd en het bloed op de muur zat. Dat was het moment geweest dat hij toch een boksbal had gekregen, om te voorkomen dat hij zichzelf verder pijn zou doen.
Hoe lang hij in de isolatie zat, wist Cas niet. Hij wist dat ze hem maaltijden kwamen brengen door een enkel luikje, hij wist dat niemand tegen hem praatte. Maar was het een dag? Dagen? Tijd leek niet te verstrijken.
Wat hij wel wist was het exacte moment dat hij Elliots huid had aangeraakt. Het moment dat alles wat niet had geklopt aan Elliot samengekomen was, wellicht weggevallen was. Het was geweest alsof er een masker afgegaan was, alsof het al die tijd een vermomming was geweest. Of was dat enkel hoe de energie van mensen hoorde aan te voelen?
Wat hij ook wist, was dat ze hem nu kwamen halen voor een training. Betekende dat dat hij ook uit isolatie was? Of zou hij na de training weer terug worden gebracht? Hij twijfelde er in elk geval niet aan dat ze hem niet bij de groep zouden laten.
Hij werd net zoals anders aangekoppeld aan het apparaat in de ruimte. Er werd net zoals anders een plant voor hem neergezet en net zoals anders werden en elektrische schokken toegediend terwijl hij zijn uiterste best deed de plant niet leeg te zuigen. Net zoals anders eindigde elke plant dor en bruin.
Net zoals anders raakte Cas met de plant gefrustreerder.
“Zet hem harder,” zei hij tegen degene die het apparaat voor de stroomschokken bediende. Die leek te willen protesteren, maar een blik was voldoende om het protest tegen te houden. Opnieuw stierf er een plant.
“Opnieuw.” De plant stierf.
“Opnieuw.” “Weet je zeker dat het niet voldoende is geweest, Cassian?” Cas klemde de kaken op elkaar. “Ik zei: opnieuw,” zei hij. En zo ging het door, Cas die telkens opnieuw de stroomschokken kreeg toegediend, die het nog niet uitschreeuwde van de pijn. Die bezweet en buiten adem eindigde, omringd door dode planten. Zijn record stond inmiddels op drie seconden tot hij de energie begon af te tappen.
“Zoals je ziet is het een… unieke gave,” klonk het ineens door de speaker. Het klonk niet alsof het bedoeld was voor Cas’ oren, maar alsof hij midden in een gesprek gevallen was. Alsof iemand per ongeluk op het knopje gedrukt had van de speaker.
“Maar wel een gevaarlijke, zoals je ondervonden hebt. We hadden gedacht – nee, we hadden gehoopt dat de overplaatsing goed voor hem zou zijn en hem zou helpen in de beheersing. Het spijt me dat dit niet het geval is geweest. We zullen zorgen dat dit niet meer kan gebeuren.”
Tegen wie de directrice praatte, wist Cas niet, maar het was duidelijk dat hij bekeken werd op dit moment. Ze gingen zorgen dat hij niemand meer pijn zou kunnen doen. Na alles wat ze hem verteld hadden, dat hij geen gevaar was, dat hij op zichzelf moest vertrouwen, dat hij deze groepswoning aan zou kunnen, was hij in hun ogen niet meer dan een gevaar dat ze nu uit de weg moesten ruimen. Een monster dat voor iedereens veiligheid weggestopt moest worden.
Cas draaide zich naar de persoon die het stroom bediende. “Zet hem op de maximale stand,” zei hij slechts, terwijl hij zich voorbereidde op de enorme pijn die zou volgen zodra het apparaat aan werd gezet.
Er zijn nog geen reacties.