140 || Einar Harding

R vertelde over de eekhoorntjes die in het bos gewoond hadden, vlak bij zijn slaapplek. Want het bos had geleefd en had zich weinig aangetrokken van de jongen die zijn heil gezocht had op het mos. Ze was onverstoorbaar geweest en al snel waren de eekhoorntjes niet meer bang voor hem geweest.
“Dus je bent gewend aan het janie treatment dan gedacht,” plaagde Silvia. R kon niet anders dan lachen.
“Janie is van een hele andere orde kan ik je verzekeren,” antwoordde hij haar. “Ik geloof dat niemand bij haar optimisme in de ochtend in de buurt kan komen.” Ergens herinnerde ze hem aan een jonge Doris. Die kon ook zo enthousiast in de ochtend zijn terwijl zijn grote broer zich liever nog een keer omdraaide in bed.
“Maar stalen ze je eten dan niet?” Voor R de vraag van Silvia beantwoordde, pakte hij de sandwich aan en nam een grote hap. Hij hoorde de bezorgdheid in Silvia’s stem wel en hij snapte het ook wel. Het was zeker niet het leven zoals Silvia gewend was met een warme maaltijd die aan het eind van de dag op haar stond te wachten en een opgemaakt bed.
“Soms stalen ze mijn eten, soms stal ik dat van hun,” antwoordde hij. En soms was er geen eten geweest om te stelen, enkel naalden en drugs.
Hij grinnikte zacht. “Het was een ander leven dan je gewend zult zijn,” zei hij zacht. Het was geen leven geweest, enkel overleven en zelfs die naam durfde R het bijna niet te geven. Het was verdoving geweest, het was niet doodgaan geweest. Het was ademen geweest, maar niet veel meer.
“Maar vertel eens iets meer over jouw verleden. Waar hield kleine Silvia van? Was je vader toen meer in de buurt, of moest je hem toen ook veel missen?” Hij wist dat Silvia’s vader vaak uitgezonden was. Hoe was dat toen ze kleiner was? Had ze toen wel een vader, of miste zij een vader op een geheel andere manier dan R geen vader had gehad?
Er zijn nog geen reacties.