Hoofdstuk 2 - De Boete
We liepen naar het plein in het midden van District 5, waar de Boete plaats zou vinden. Onderweg waren we nog even gestopt voor wat ingrediënten voor het avondeten, wat ervoor zorgde dat er een reële kans was dat we te laat kwamen. Tip: ga niet met honger naar de supermarkt, dan moet je misschien met drie tassen die overvloeien van voedsel sprinten naar een dodelijke loterij.
Die avond had ik Miles mijn lasagne beloofd. Het was een soort traditie geworden die op de dag van de Boete te maken. Het was begonnen toen één van de klasgenoten van Miles op haar twaalfde werd getrokken. De lasagne was een troost, maar later werd het op één of andere zieke manier ook een manier om te vieren dat wij niet getrokken waren.
Het was maar een klein stukje lopen, dus we kwamen snel aan op het plein. Zoals gewoonlijk kregen we weer zo'n irritant prikje in onze vingers, waarbij ik weg moest kijken. Ik hield niet van naalden. Na die verschrikking werden we naar onze leeftijdsgenoten gestuurd. De jongens aan de ene kant, de meisjes aan de andere. De jongere potentiële tributen, die voor het eerst meededen aan de trekking, stonden voorin. Daarachter stonden de dertienjarigen, die al één keer eerder meegedaan hadden aan de trekking, en die overleefd hadden. Weer daarachter stonden de veertienjarigen, de vijftienjarigen, en zo verder. Zo ingewikkeld is die logica ook weer niet.
Miles en ik gingen staan tussen alle andere zestienjarige jongens, en verrassend genoeg hadden we nog een goed zicht op het podium. De menigte was enorm, maar geordend, en er was rekening gehouden met de kortere mensen onder ons door het podium lekker hoog te maken. Op het podium stonden twee glazen bakken, een voor de jongens, de ander voor de meisjesnamen, zoals elk jaar. Per jaar dat je meedeed kwam je één keer meer in de bol, en als je echt heel arm was kon je voedselbonnen halen, maar dan kwam je wel vaker in de bol. Gelukkig hadden Miles en ik nooit voedselbonnen hoeven halen. We zaten er beiden dus maar vier keer in.
“Wat zou jij doen in de Arena?” vroeg Miles me, om de tijd te doden. Ik wist geen antwoord. Maar geen antwoord geven was ook zo stom, dus ik zei dat ik mezelf in de Beroeps zou proberen te krijgen.
“Met wát?” Hij keek me lachend aan. In zijn blauwe ogen zat een schittering. Het was een schittering van blijdschap. Ik wist niet dat die bestonden, maar hij had er een.
“Met mijn fantastische kookkunsten, natuurlijk.” Dit bracht ik Miles alsof het de simpelste natuurwet was. Als je goed kon koken, kwam je bij de Beroeps. Dúh. Maar ik wist ook wel dat ik maar aan het bluffen was.
Miles gaf me een spottend, maar toch niet gemeen lachje. “En dan overleef je in een arena met moordende kinderen omdat...?”
“Omdat mijn lasagne met bladeren toch echt wel heel lekker is.”
“Nee oké, ik kan niet op tegen jouw lasagne.”
"Zie je nu wel! Als ik jou over kan halen kan ik de Beroeps vast ook wel aan." Ik deed mijn arm omhoog om hem de kracht in mijn arm te laten zien maar bedacht me toen dat die er niet was, dus ik liet mijn arm weer zakken.
Een vrouw wiens naam ik na vier jaar nog steeds niet wist kwam vrolijk het podium op. Of misschien was het een andere vrouw - ik wist heel zeker dat haar huid vorig jaar níét oranje was.
Daarbij was haar haar ook nog groen.
Moest ze een wortel voorstellen?
Wat ze ook was, ze zag er verschrikkelijk uit. En dat is geen mening, maar een feit. De bovenkant van haar jurk (als het al een jurk te noemen was) was vrij breed, en de onderkant leek wel strak om haar enkels vast te zitten. Normale mensen zouden het podium opgelopen zijn, maar lopen kon je het bij deze vrouw zeer zeker niet noemen. Het was meer hupsen. Wel was ik onder de indruk; iemand die dat durft en kan verdient op zijn minst een beetje respect. Zeker met die dertig centimeter hoge hakken. Ik zou de liefde voor hakken die veel vrouwen hadden nooit begrijpen. Of vrouwen in het algemeen. Veel te ingewikkelde wezens.
“Ik ben Aurelia Maquerelle.” Ah, dus zo heette ze. Het was wel dezelfde vrouw als voorheen. Voor sommige mensen een hel, voor de rest… ook.
“Dag lieve, mooie, prachtige, lieflijke, beeldige, schone, aa-” Vijf minuten later was de wortel en/of vrouw eindelijk klaar met de oneindig lijkende lijst van bijvoeglijke naamwoorden, en ging ze verder met het nuttige gedeelte van haar zin. “- sierlijke tributen, en welkom bij de trekking voor de negenenvijftigste Hongerspelen! Goed, laat ik er maar geen lang verhaal van maken.” Nou, gelukkig maar. Erg fijn. “Zullen we dan maar beginnen?”
Aan de stilte die heerste over het hele plein veranderde er niets. En toch vroeg ze dit. Elk. Jaar. Weer.
“Wauw! Jullie zijn véél enthousiaster dan jullie vorig jaar waren! Wat een overheerlijk, fantastisch, super hot, geweldig, nog steeds prac-”
“Kan je alsjeblieft gewoon doorgaan?” riep een jongen achteraan. Meerdere mensen - inclusief Miles - juichten. Ik schoot in de lach, samen met de paarsharige jongen naast me.
“Ahem. Eh- Oké dan. Eerst het meisje dat District 5 zal vertegenwoordigen. Dat is - tromgeroffel - ” Er was geen tromgeroffel, maar goed. Zelfs vrouwen uit het Capitool mogen zo nu en dan eens iets hopen.
“Alex Matthew Williams!”
Voor de onoplettenden onder ons: dat was mijn naam.
Voor de verwarden onder ons: nee, ik was inderdaad geen meisje.
Ik behoorde overigens tot de onoplettenden én verwarden. Na de langste vijf seconden van mijn leven kwam ik pas tot de conclusie dat ík getrokken was. Ik liet mijn boodschappentas vallen. Ik hoorde glas breken (misschien de pot tomatensaus?). En ik keek naar mijn kruis, alsof dat me ging vertellen of ik nog een jongen was, of dat ik spontaan was veranderd in een meisje. Maar ik had - gelukkig - een broek aan dus daar leerde ik niets van.
Miles keek naar mij alsof hij met zijn ogen wilde zeggen: “Alex, moet je me wat vertellen?” of misschien wel “Hebben we een zus?”.
Langzaam stak ik één onbewust trillende hand op.
“O, jeetje. Ik heb een foutje gemaakt, denk ik,” giegelde Aurelia. Sommige andere mensen vonden het ook grappig, maar er bleven er ook veel stil. Misschien was het feit dat sommigen wisten dat het moment dat iemand getrokken wordt omringd moest worden met minstens tien minuten stilte. Het was een soort rouw, alvast. Wij in District 5 waren nog niet heel erg succesvol geweest in de spelen.
De mensen die wel lachten waren gewoon gemeen.
Miles keek verward van mij naar het podium en weer terug; het leek niet volledig tot hem doorgedrongen te zijn dat ik getrokken was. Hij keek wel naar me, maar hij had een glazige, afwezige blik. Miles en ik hadden dan wel een kattige vriendschap, maar we bleven tweelingbroers. We waren onafscheidelijk. Miles was een onzekere jongen, al zou je dat niet gelijk aan hem zien. Ik was zijn steun. Zijn hulp. Hij deed tegen mij heel sociaal, maar ik was dan ook vaak de enige die hij zag of wilde zien. Hij was introvert, maar zelfs als zijn sociale batterij compleet leeg was, mocht ik altijd bij hem zijn. Soms ging ik naar zijn kamer, gewoon om daar te zitten. Andere keren praatten we wel. Maar het was altijd fijn.
Daarom stond ik daar doodsbang. Natuurlijk was ik bang om te sterven. Ik wilde nog niet dood. Maar de vraag was hoe Miles zou zijn zonder mij. Dat wist ik echt niet, en ik zou het nooit weten. Ik kon in de arena niet communiceren met hem, en uiteraard ging communiceren al helemaal niet als ik was overleden. Heel even hoopte ik dat de vrouw zou zeggen dat ze, omdat ik geen meisje was, een nieuw lot zou trekken. Maar het bleef stil. Dus ik deed maar gewoon wat er van me verwacht werd: naar voren lopen, het podium op.
“Ach, het maakt niet uit. Dat kan gebeuren, dat houdt het spannend, hè jongens?” Ja, want de Boete stond bekend om het gebrek aan spanning. “Wil je nog iets over jezelf vertellen, Alex?”
“Ik ben zestien jaar oud, overduidelijk geen meisje… Wat wil je nog meer weten?”
“Ik denk dat dat wel genoeg is, nietwaar mensen?” Ze keek me aan met een blik die zei “Niet meer praten, Alex. Dit is míjn moment en je mag er geen seconde langer van stelen.” Ik was er hevig geïntimideerd door.
“Een groot applaus voor onze mannelijke tribuut, Alex Matthew Williams!” Een doodse stilte.
Dit meisjes-fiasco ging me sowieso nog achtervolgen tot mijn dood in de arena.
“En nu, de jongen! Haha.” Je zou denken dat ze lachte, maar dan zou je het fout hebben. Ze zei de woorden “Haha” letterlijk. “Nee, grapje, hoor. Wat is het toch gezellig, wat hebben we toch een lol samen. Heerlijk! Dan is het nu tijd voor het meisje!” De wortel, die zichtbaar genoot van dit drama, grabbelde in de glazen bol en pakte uiteindelijk een lootje vast. “Dat is Bethany Murray! Waar is Bethany Murray?”
De mensenmassa bij de meiden splitste als de zee in zo’n oud bijbelverhaal dat ik niet ken, en een meisje liep verrassend zelfverzekerd naar voren, en ze ging naast me staan.
Ook zij vertelde wat over zichzelf. Ze was zeventien jaar oud en was “duidelijk wel een meisje”. Ha. Ha. Grappig. En niet origineel. Mijn speech pakken, en dan gewoon één woord veranderen? Oneerlijk.
Aurelia probeerde drie keer om het publiek aan te zetten tot applaus, maar dat lukte haar niet. Na nog één poging tot een wave, gaf ze het op, en mochten we het podium af.
Reageer (6)
Ik lach zoveel harder dan zou moeten 4 jaar geleden
HAHAHHA DANKJE DAN IS HET NORMAAL DAT IK HIER ZAT TE GIECHELEN OM DIT
4 jaar geleden