Ik weet het, weer een geweldig originele titel.

Toen we de schoolpoort uit gingen zag ik dat mijn moeder mijn valiezen al had gemaakt. Gehaast rende ze heen en weer. Zo kende ik haar niet. Niet dat ik haar anders wel kende, maar toch...
"Doe een beetje door, liefje, je vader wacht niet." Ik liep braaf achter haar aan omdat ze echt bang leek om te laat te komen en ik mijn vader eindelijk wilde zien.
Terwijl ik mijn veters knoopte, ging ze al verder. "Wacht! Ik ben nog niet klaar", zei ik. Zonder om te kijken antwoordde ze: "Haast je dan een beetje. We kunnen echt niet te laat komen. De poort vloog achter haar dicht en ik moest lopen om haar nog in te halen. Toen ik recht stond, was ze al aan het einde van de straat. Ze wachtte me op bij een vervallen bushalte. "Kom je nog? De bus kan hier elk moment zijn." Terwijl ik uitgeput op het bankje zakte, bestudeerde ik het vergeelde papier met de dienstregeling op. Zoals verwacht stopten hier de hele dag geen bussen meer.
Toch kwam er tot mijn verwondering plots een bus om de hoek rijden. Er zat niemand in buiten de buschauffeur. Hij zag er heel oud uit en had een klein sikje. Meteen toen we waren ingestapt, begon de bus te rijden. Ik werd in een stoel geduwd en mijn moeder begon aan mijn haar te plukken. "Wat is hier aan de hand?" Het klonk hopeloos, terwijl ik me eerder verward voelde. "Je zal wel zien." Een mysterieus lachje speelde om mijn moeders mond en deed haar zenuwachtige uitstraling teniet.

Opeens stopte de bus bruusk en zag ik pas waar we waren. Of juist niet. Zo ver je kon kijken was er prachtige, onvervuilde natuur. Hier en daar lagen kleine dorpjes verspreid tussen de bergen en meren. Toen pas zag ik de grote man in een onberispelijk, zwart pak, dat er tegelijk toch dreigend uitzag. Mijn moeder duwde me naar buiten en achter ons volgde de chauffeur. Toen hij zijn eerste voet op de grond zette, veranderde die in een hoef. De rest van zijn lichaam volgde en voor we het wisten stond er een geit bok voor ons. De man met de felrode haren en de aktetas kwam op ons af. Hij schudde hard mijn hand en zei: "Mijn jongen! wat ben ik blij jou te zien. Ik hoop dat je me niet teleur zal stellen."

Ik had me deze dag een beetje anders voorgesteld. Mijn vader was heel anders dan ik me had voorgesteld. Hij had amper tijd voor me en zijn reputatie was alles. Bovendien begreep ik nog steeds niet goed wat er gebeurd was. Eerst een felle flits, en toen leken we plots op de regenboog te staan. Een vreemde man die mijn vader blijkbaar goed kende, liet ons door en vervolgens gingen we naar zijn huis. Daar stond wat ik het minst verwacht had. Een vrouw. Een jonge vrouw met haren die wel van goud leken. Ze leek zelfs blij om mij te zien. Na een paar woorden met haar gewisseld te hebben, trok mijn vader me alweer mee, dat leek een gewoonte te worden; ik kon ook zelfstandig lopen, hoor, en bracht me naar een grote kamer vol wapens. We gingen zitten in twee van de zetels die daar stonden en eindelijk kon ik met hem praten.

"Hallo, ik ben Thor." Wow, wacht, WAT? Maakte hij een grapje? Geen achternaam, niets. Gewoon Thor. De enige Thor die ik kende, was een Noorse god. "En dit is mijn geliefde, befaamde Mjölnir.", ging hij verder, terwijl hij zijn aktetas opende. Daarin lag een grote, gevaarlijk ogende hamer die versierd was met prachtige, rode tekens. Mijn verstand kon dit niet meer aan. Mijn hoofd zou ontploffen, ik voelde het. Dit was onmogelijk.
"En jij? Vertel eens wat over jezelf, jongen. Wat zijn je talenten?" Hij gaf me niet eens de tijd om alles te verwerken. "Wel, ik...ehhh... Ik ben goed in wiskunde?" Het eerste wat in me opkwam. Dit klonk echt dom. "Hmmm... Wiskunde? Dat klinkt niet bepaald als mijn zoon." Fout antwoord, dus. Waar zou hij wel trots op kunnen zijn? "Ik kan ook goed zingen?" Weer een bedenkelijke blik. "En boogschieten." Ik had het maar een paar keer gedaan op de kermis, maar ik was er opvallend goed in. Nu had ik zijn interesse tenminste terug. "Boogschieten? Dat klinkt interessant. toon eens iets." Oeps. Het was jaren geleden dat ik dit gedaan had. Onzeker liep ik naar een rek vol wapens en pakte een boog van de stapel die het meest leek op degene waarmee ik het geleerd had. Ik spande hem en zocht naar een roos. Waar moest ik op mikken? Uiteindelijk besloot ik voor de grote, zwarte hoed te gaan die op Thors hoofd stond. Nu mocht ik niet missen. Ik spande de boog, als vanzelf richtte ik en voor ik het wist, suisde de pijl door de lucht en plukte de hoed van zijn hoofd. Het gezicht dat daarnet nog zo vriendelijk en zakelijk stond, stond nu op onweer. "Hoe durf je! Zo kan ik niet meer buiten komen. Als iemand dit te weten komt is heel mijn reputatie naar de knoppen." Ik neem mijn woorden terug. Niet alleen zijn blik stond op onweer. Hij greep naar de reusachtige hamer in zijn aktetas en hief hem. Net op het laatste moment leek hij zijn zelfbeheersing terug te hebben en gleed zijn zakelijke masker weer over zijn gezicht. "Mooi schot. Het is uiteraard logisch dat alles wat hier gebeurt strikt geheim blijft. Probeer eens iets anders. Als je een boog kan richten, moet een speer je ook wel lukken."
Ik haalde stil maar opgelucht adem. Ik was nog niet neergebliksemd. Voorlopig dan toch. Ik zou nu wel beter opletten als ik mijn doel uitkoos.
Nog zenuwachtiger dan eerst, liep ik naar het rek met de speren. Ik nam het tweede lichtste exemplaar om niet al te zwak te lijken en woog het in mijn hand. Dit werd lastig. Ik draaide me om naar mijn vader en keek hem vragend aan. Hij leek te hebben geraden wat ik wilde vragen en antwoordde: " Neem die helm maar." Aan de muur hing een grote vikinghelm. Ik tilde de speer op en mikte zo goed als het ging op de helm. De speer wiebelde in mijn hand en het lukt niet om hem stil te houden. Zo zou dit nooit gaan. Ik nam hem in mijn andere hand en probeerde hem op een andere manier vast te houden. Uiteindelijk gaf ik het op en gooide gewoon in de hoop de helm te raken. Ik vond het zelf een redelijk goede worp voor mijn eerste keer, maar mijn vader dacht er kennelijk anders over. "Noem je dat mikken. Je zit er een halve meter naast!" Ik zag dat hij de hoop begon te verliezen. Het was niet eens- okè, het was wel een halve meter, maar hij overdreef nog steeds. "Speren zijn gewoon niet zo mijn ding", begon ik. Dat had ik niet moeten zeggen. Mijn vader draaide zich langzaam naar me om. "Goed, iedereen heeft wel zijn zwaktes. Probeer de strijdbijl maar eens."

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen