Dagon en Benjamin kwamen tevoorschijn op een rots midden in het water. Nou ja, midden op het water, op een kleine kilometer van de kust. De rots was groot genoeg om met twee op te staan, ze konden eventueel nog een beetje heen en weer schuiven, maar veel plaats was er ook niet over. Benjamin keek Dagon wantrouwig aan: “Waarom zijn we hier. En waar is de rest?” vroeg hij bits. “De rest is naar een plaats waar ze hun volledige kracht leren begrijpen. Voor jou geldt dat ook. Maar eerst moet je leren je meerdere te vertrouwen!” zette Dagon hem op zijn plaats. Benjamin keek schuldig weg, naar de zee. De zee kalmeerde hem op een eigenaardige manier, bijna alsof ze hem kalmerende woorden toefluisterde. Hij werd er stil van. Hij verloor zichzelf zelfs in dat patroon van de golven, van het diepblauwe water dat rustig tegen de rots kabbelde en af en toe hoog opspatte. “Ja hé, het water is toch heel …, hoe zeg je dat, excentriek,” zuchtte Dagon. Hij leek op die moment helemaal in zijn eigen gedachten te leven. Benjamin wilde toen niet spreken, maar besloot wijselijk maar om niet in discussie te gaan. In plaats daarvan strekte hij zijn arm uit naar het water, met de bedoeling om door zijn knieën te gaan en het aan te raken. Toen hij echter zijn hand nog maar had uitgestoken, kwam het al in contact met het water. Benjamin keek verbaasd naar zijn hand en zag dat het water een stuk naar boven was gekomen om zich rond zijn hand te wikkelen. Hij hief zijn hand verder op en het water ging mee. Hij stak zijn hand boven zijn hoofd zo ver mogelijk naar boven en het water bleef er contact mee houden, maar deed ook meer dan dat. Langs alle kanten kwam het water naar boven, het hulde hen langzaam in een koepel. Dagon schrok duidelijk wakker uit zijn gedachten, maar liet het maar gebeuren. Het water omsloot hen helemaal, maar maakte geen contact meer met Benjamin zijn hand. Het was gewoon een soort koepel, om hen heen. Benjamin keek ingespannen naar de bewegingen die op de koepel te zien waren, ze waren bijna herkenbaar. Bíjna. Dagon keek er ook naar en mompelde in zichzelf: “Hmm. Interessant. Du je bent in de war en probeert alles te ordenen?” vroeg hij toen hij plots opkeek. Benjamin aarzelde, maar zei uiteindelijk: “Ja, zo zou je het kunnen noemen. Hoe kan je dat hier in het water zien?” Dagon was alweer diep in de bewegingen aan het kijken en leek Benjamin niet te horen, maar na een paar seconden antwoordde hij: “Water is de stof van de illusies. Een koepel zoals je hier per ongeluk hebt gemaakt dient meestal om ofwel een tegenstander of ander persoon in verwarring te brengen of te misleiden, ofwel om zelf tot rust te komen. In dit geval is het dus het tweede: je probeert jezelf te kalmeren omdat je niet weet wat er gaande is. Als je niet in de war was, zou je uit reflex proberen mij te misleiden. Waarschijnlijk zal dat meteen wel gebeuren, als je voldoende gekalmeerd bent.” Benjamin besefte dat Dagon gelijk had: wanneer hij in het water keek, leken zijn gedachten meer geordend, alsof alle puzzelstukjes langzaam op hun plaats vielen. Na zo een paar minuten te hebben gestaan veranderde het patroon inderdaad: het ging van geruststellende bewegingen naar hypnotiserende rimpelingen over de hele breedte van de ovalen koepel. Benjamin keek er geïnteresseerd nar, verder niets. Dagon echter bleef stokstijf stilstaan. Zijn blik was niet los te krijgen van het zeewater en de kleine golfjes. Zijn ogen stonden wijd open, hij knipperde er geen enkele keer mee. Benjamin vond het maar griezelig en besloot daarom om de koepel terug te doen verdwijnen. Hij strekte zijn arm recht voor zich om de koepel aan te raken, maar die ging gewoon om zijn arm heen. Dan richtte hij zijn aandacht op de zee die nog steeds achter de koepel bleef kabbelen tegen de rots en beval in gedachten het water van de koepel daar weer naartoe te gaan. De ovalen vorm trok zich langzaam terug van de grote steen en verdween weer gehoorzaam in de zoute zee. Dagon draaide zich om naar Benjamin, maar keek nog steeds dof voor zich uit en leek niet te beseffen waar hij was. Benjamin legde voorzichtig een hand op zijn arm en zei: “Dagon?” Hij kreeg geen reactie, dus probeerde hij iets anders: “Dagon, als je mij kunt horen, steek dan je andere arm op.” Dagon zijn rechterarm ging de lucht in, maar er leek nog steeds geen leven in hem te zitten. Daarom probeerde Benjamin nog eens iets uit: “Dagon, word terug wakker.” Verdwaasd keek Dagon om zich heen. Hij leek zich niet te herinneren wat er was gebeurd of waar hij was. Benjamin liet hem maar bekomen. Na een paar minuten vroeg Dagon: “Wat heb je gedaan? Heb je me nou gehypnotiseerd? Dat deed ik zelfs nog niet na een volledig jaar op school te zitten…” Toen pas begreep Benjamin het hele gebeuren: “Dus je was gehypnotiseerd. Daarom dat je niet op je naam reageerde, maar wel toen ik zei dat je je arm moest opheffen.” Dagon keek verbaasd van Benjamin naar zijn arm en weer terug: “Dat hoort niet te kunnen…” mompelde hij in zichzelf. “Wat niet?” vroeg Benjamin nieuwsgierig. Hij kreeg niet meteen antwoord, maar na een lange stilte zei Dagon uiteindelijk: “Normaal gezien, wanneer iemand gehypnotiseerd is door water, weet die persoon precies wat hij doet. Nu weet ik niets meer van wat er is gebeurd. Ik heb geen idee hoe je daarvoor zorgt, maar koester die gave. Er zullen er niet veel zijn die je dat zullen nadoen, als er al zijn…”

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen