CAPITOLO SESSANTATRES
||Cara Roseanne Cullen
Een week later...
'Dat is niet eerlijk,' zeg ik met opgetrokken wenkbrauwen. Ik frons mijn wenkbrauwen en bijt aandachtig op mijn lip. Mijn ogen zijn gericht op de damstenen voor me en het patroon van zwart en wit. Mijn stenen zijn zwart, die van Edward wit. Normaal ben ik degene die met dammen wint, alhoewel schaken een ander verhaal is, maar vandaag ben ik niet in topvorm. Ik vermoed dat Edward geoefend heeft in de tijd die ik in Volterra gespendeerd heb, of ik ben afgeleid.
Ik laat mijn ogen naar de andere kant van de kamer dwalen en een zacht, ontzettend menselijk zuchtje ontglipt aan mijn lippen. Hij is oogverblindend, alsof God hem hoogst persoonlijk met extra veel inspanning gecreëerd heeft. Zijn honingkleurige ogen zijn gericht op het boek in zijn handen. De titel is in het Italiaans en ik vraag me af of hij de Volturi mist. En wanneer hij weer terug moet keren. Zoveel vragen, zo weinig antwoorden.
Ik ben zeker weten afgeleid.
'Het is oneerlijk dat je zo ontzettend veel tijd aan je vriendje besteed en niet aan die goede oude familie die je heeft opgevoed en allerlei dingen heeft geleerd,' zegt Edward en ik ben nog net op tijd om zijn rollende ogen te mogen aanschouwen. Hij haalt een hand door zijn koperkleurige lokken en kijkt me met een zelfingenomen grijns aan.
Ik werp hem een waarschuwende blik toe, maar tevergeefs. Ik hoor Demetri haast onhoorbaar gniffelen en ik kan wel door de grond zakken van schaamte. Laat het maar aan mijn familie over om me voor schut te zetten.
Lichtelijk geïrriteerd strijk ik een paar lokken achter mijn oor en focus ik me weer op het damspel. Ik zou Edward een koekje van zijn eigen deeg kunnen geven en hem de les lezen over hoe hotel de botel hij wel niet op Bella was, maar ik besluit het niet te doen. Ik twijfel er niet aan dat Edward iets tien keer zo erg kan bedenken.
En dan zie ik het. Alsof de wolken worden opengerukt door de zon en ik weet dat ik goed zit, want Edwards gezicht vertrekt alsof hij zojuist in een hele zure citroen heeft gebeten. Binnen een fractie van een seconde heb ik al zijn damstenen van het bord geslagen en het spel met gemak gewonnen.
'Ha, karma!' roep ik uit, terwijl ik overdreven mijn witte stenen terug in het bakje stop. 'Eens een winnaar, altijd een winnaar.'
Vanuit mijn ooghoeken zie ik Edward met zijn ogen rollen. 'Je bent zo goed als je laatste ronde, Cara.'
'Nou, in dat geval, ben ik pretty darn good, al zeg ik het zelf.'
Ik spring op van de poef en laat Edward de rest op ruimen. Dat zijn nou eenmaal de consequenties van het verliezen, al stellen die tegenwoordig niet zoveel meer voor. Als hij het zou willen, zou het spel in minder dan een tiende van een seconde opgeruimd kunnen hebben. Het is echter zijn keuze om het op een sloom mensen tempo te doen.
'Post!' roept Alice ineens uit. Huppelend komt ze binnen gelopen, met een oud-uitziende envelop in haar ene hand en Jaspers hand in de ander. Naast Alice, ziet Jasper er altijd maar verdomd stijf uit, maar dat maakt ze misschien wel het leukste koppel om te zien.
'Van wie?' kiert Renesmee direct. Ze kijkt eindelijk, voor het eerst sinds welgeteld drie uur, zessentwintig minuten en vijfenvijftig seconden op van haar o zo geliefde vriendje en haar betoverende ogen lijken wel te twinkelen. Het is lang geleden dat ik jaloers ben geweest op Renesmee, maar als ik haar zo onschuldig en vreedzaam zie zitten met de liefde van haar leven, voel ik toch een heel klein sprankje.
'... van de Volturi,' zegt Alice. Haar stem klinkt lichtelijk teleurgesteld, alsof ze een uitnodiging van de Denali's had verwacht, maar ze probeert het in toom te houden. Waarschijnlijk om Demetri niet te beledigen. 'Ze schrijven over de verandering van Cara.'
'Wat schrijven ze precies, Alice?'
Binnen een luttele seconde staat mijn vader ook in de kamer, met mijn moeder aan zijn zijde. Het duurt dan ook niet lang voordat ik een zacht windje langs me voel waaien, maar niet van mijn vader.
Verrast kijk ik op naar Demetri en zijn moeilijk vertrokken gezicht. Hij neemt het vast persoonlijk tot zich op.
'Ze bedoelen jou niet te beledigen,' fluister ik zachtjes, terwijl ik voor een moment zonder aarzelen zijn hand beet pak. Ik scan zijn gezicht en voor even zie ik hoe de zorgen van zijn gezicht lijken te spoelen, maar het is zo kort dat ik het me misschien wel ingebeeld heb. Demetri kijkt me recht in mijn ogen aan.
'Ik vat het helemaal niet persoonlijk op, Cara, ik ben alleen bezorgd,' antwoordt Demetri al net zo zacht. Hij laat zijn ogen afdwalen naar onze verstrengelde handen en kijkt me daarna weer recht in mijn ogen aan. De bezorgdheid is zo helder als water te zien, en ik vraag me af waar hij voor vreest. 'Als ze er toch achter zouden komen wat je wel niet allemaal kan...'
Reageer (2)
Super mooi geschreven en overduidelijk mysterieus....
6 jaar geledenWhahaha, jep jep, ben benieuwd!!!!
Mooi zo mooi zo mooi 😍😍😍
6 jaar geleden