CAPITOLO SESSANTA
||Cara Roseanne Cullen
Met een frons op mijn gezicht staar ik naar mijn boeken in mijn boekenkast. Ik heb ze allemaal al minstens twee keer gelezen en ondanks dat het meer dan tweehonderd boeken zijn, herinner ik me ieder verhaallijn zonder pijn in mijn hoofd te krijgen van de vage details. Ik ben benieuwd of er een gave met boeken bestaat en zo ja, wat het precies inhoud. Niet dat ik mijn gave om zou willen ruilen.
Ik hoor mijn deur open gaan en de haast geruisloze voetstappen van mijn vader over het tapijt dat mijn vloer deels bedekt. Hij neemt plaats op mijn bed en plaatst daarna iets naast hem. Nieuwsgierig draai ik me om en bekijk ik de grijze doos naast mijn vaders gedaante. Het komt me niet bekend voor, maar het ruikt naar huis. Ik frons mijn wenkbrauwen en sla mijn armen over elkaar. 'Wat is dat?'
'Het is een doos vol herinneringen,' zegt mijn vader met een glimlach die ik als bijna triest moet omschrijven. Zijn vingers glijden over de kartonnen doos en een huivering kruipt over mijn rug. Ik heb nog nooit van een doos met herinneringen gehoord en nieuwsgierig zet ik een stap naar voren. 'Esme en ik wilde het je in eerste instantie pas geven als je achttien zou worden, maar aangezien dat niet spoedig meer gaat gebeuren...'
'Papa,' zeg ik zachtjes, geschrokken door de bitterheid in zijn woorden. Ik neem plaats op zijn schoot, de doos compleet vergetend, en sla mijn armen om zijn nek, terwijl ik mijn hoofd in de holte van zijn nek verberg. Net zoals toen ik een klein meisje was die bang werd van nachtmerries. 'Dat soort dingen moet je niet zeggen. Nu kan ik voor eeuwen en eeuwen bij jullie blijven. Voor altijd, want nu kan me niets meer niet overkomen.'
Mijn vader wrijft geruststellend over mijn schouderbladen, terwijl ik degene zou moeten zijn die hem dit keer op zijn gemak stelt. Ik had geen idee dat mijn vader zo over mijn transformatie denkt, maar ik weet wel zeker dat ik degene ga zijn die er verandering in gaat brengen. 'Ik kan mijn benen niet meer breken, ik kan geen hartaanval krijgen of een ziekte. Ik ben onsterfelijk, net zoals de helden uit de mythen die je me altijd voor las. Je zou dankbaar moeten zijn, want als er nu wat gebeurd kan ik mezelf redden. Als ik nog menselijk was geweest, dan had me iets kunnen overkomen en dan waren jullie er misschien pas als het al te laat zou zijn. Je zou blij moeten wezen dat zoiets niet meer kan gebeuren.'
'Dat weet ik, Cara, maar alles gaat ineens zo snel,' zucht mijn vader. Voor een seconde zakken zijn schouders, maar hij herpakt zichzelf snel. 'Ik herinner de dag dat Esme je vond alsof het gisteren was en je was zo afhankelijk. Nu ben je zo groot geworden en zelfstandig.'
'Ik zal jullie altijd nodig blijven hebben,' mompel ik onder mijn adem. Ik ben bang dat Carlisle denkt dat hij me kwijtraakt, maar dat zal nooit gebeuren. Carlisle en Esme zijn mijn ouders en de gedachte om ze te verlaten alleen al doet me pijn.
'Goed,' zucht mijn vader, duidelijk opgelucht. Hij wurmt zich uit mijn greep, wat een stuk moeilijker is, aangezien ik nu de sterkste van ons twee ben, en hij zet me moeiteloos naast de doos, die ik helemaal vergeten was. 'Dan nu, je zeventien mensenjaren kort samengevat in één doos.'
Reageer (2)
Mooi mooi mooi!!
6 jaar geledenHahaha..
6 jaar geledenEn nog probeert hij humor te hebben met ze laatste zin... Je maakt ons nieuwsgierig...
Maar goed.. super chapter..