CHAPTIRE TRENTE
Valentina Emily DuPont
'Ik wacht in de woonkamer,' zegt Seth een bemoedigende glimlach. Hij draait zich om om weg te lopen, maar aarzelt dan en draait zich om. Hij heeft zijn wenkbrauwen gefronst en ik onderdruk de neiging om die frons weg te wrijven met mijn eigen vingers. 'Of wil je dat ik bij je blijf?'
Ik werp een blik over mijn schouder naar dokter Carlisle, die met een geduldige glimlach over een stel papieren gebogen zit. Ik weet dat hij het alleen doet om beleefd te lijken, want hij kan ongetwijfeld het gesprek tussen mij en Seth horen. Dat is iets dat me aan de Cullens is opgevallen: ze hebben allemaal een super goed gehoor. En we eten nooit samen. Alsof dokter Carlisle weet dat ik over hem aan het nadenken ben, kijkt hij op, met vragend opgetrokken wenkbrauwen. Dan pas realiseer ik me dat ik Seth nog steeds moet beantwoorden.
Met een glimlachje wuif ik Seth weg, alsof ik helemaal niet nerveus ben. 'Het lukt wel.'
Seth knikt bevestigend en loopt dan langzaam de trap af die naar de woonkamer leidt. Ik sluit de deur en neem een seconde voor mezelf om een teug zuurstof te nemen, mijn opgejaagde hart tot kalmte te manen en mijn zenuwen weg te stoppen. Carlisle is een dokter en ik ben vast niet de eerste patiënt die onverklaarbare dingen ziet.
Ik draai me om naar Carlisle, die me zoals altijd kalm en vriendelijk aankijkt.
'Seth lijkt een goede vriend,' zegt Carlisle met een glimlach die dingen verbergt. Dingen waarvan ik nog niets weet en zelf achter moet komen. Dat zijn de glimlachen waar ik de grootste hekel aan heb, want ze weten meer dan ik.
'Ja, ik ken hem pas een week of zo, maar het voelt al zoveel langer,' zeg ik. Ik friemel nerveus met mijn vingers en voel hoe mijn wangen warm beginnen te worden. Ik praat makkelijk met Carlisle, omdat hij je nooit lijkt te oordelen. 'Maar dat is niet waarom ik hier ben.'
'Zoiets dacht ik al,' glimlacht Carlisle. Hij vouwt zijn handen in elkaar en kijkt me nieuwsgierig aan. 'Dus, waarvoor kom je wel?'
Nerveus veeg ik een pluk met haren achter mijn oor en richt ik mijn blik op mijn friemelende vingers. Mijn hart klopt alsof mijn leven ervan afhangt en ik besluit het maar gewoon te vertellen, zodat ik in ieder geval van dit vreselijke gevoel af ben. 'Nou... uhm... dit gaat raar klinken, maar de laatste tijd heb ik hele rare nachtmerries. Ze lijken en voelen zo echt, dat eentje me in een paniekaanval liet belanden die er ook voor zorgde dat ik in het ziekenhuis opgenomen werd. En vandaag, een uur geleden misschien, was ik gewoon wakker maar draaide alles om alsof ik in mijn nachtmerrie beland was. Iets dat onmogelijk is, natuuurlijk, maar Lupus leek ook iets te voelen, want die stoof ervandoor. Seth vond me en toen ik opkeek was de hele omgeving veranderd en heb ik blijkbaar gehallucineerd, denk ik.'
Voor een paar luttele seconden is het doodstil in de kamer, afgezien van het getik van de klok die aan de muur hangt. Na wat voelt als minuten, durf ik op te kijken. Ik weet niet wat ik verwacht. Misschien dat Carlisle een blik vol afgunst op zijn gezicht heeft en druk een verwijzing naar een psychiater aan het schrijven is, maar het is geen van beide en mijn gevoel zegt me dat ik dat had moeten weten. Dokter Carlisle blijft altijd professioneel.
Ik neem een teug adem en ga verder. 'En dan heb ik ook nog vragen. Zoals waarom mijn moeder u gecontacteerd heeft en waarom u dat geaccepteerd heeft? En waarom jullie nooit lijken te eten en waarom jullie nooit mee gaan wandelen als de zon schijnt. Je zou haast denken dat jullie vampiers zijn.'
Ik gniffel om mijn eigen woorden, hopend dat dokter Carlisle zich niet beledigt voelt. Ik kijk op van mijn vingers en net op tijd om te horen dat dokter Carlisle een diepe zucht over zijn lippen laat rollen. Hij tikt met zijn vingers tegen elkaar, fronst, ontspant zijn gezicht weer en fronst dan opnieuw.
'Emily,' zegt dokter Carlisle dan uiteindelijk, met een toon van vastbeslotenheid in zijn stem. 'Vanavond, als iedereen terug is en na het avondeten, gaan ik en Esme je wat vertellen over onze familie. Ik vrees dat je daar het recht op heb.'
Ik knik aarzelend. 'Dus ik ben niet achterlijk?' vraag ik met opgetrokken wenkbrauwen.
Carlisle grinnikt en schudt met een glimlach zijn hoofd. 'Allesbehalve.'
Er zijn nog geen reacties.