026
April Norah Baker
Met een boek in mijn ene hand en een kleed onder mijn andere arm, stommel ik van de trap. Ik ga via de achterdeur onze tuin binnen en gooi het geblokte kleed zo over het gras dat ik met mijn lichaam in de nog redelijk warme avondzon zit. Natuurlijk heb ik wel een vest, dikke sokken en een joggingbroek aan, want het is en blijft La Push. Een van de vele dingen die ik geleerd heb sinds ons verblijf hier is dat de temperatuur hier niet erg hoog komt en het bijna iedere dag wel een keer regent. Gelukkig heb ik een auto en hoef ik niet op de fiets naar school, want in principe best te doen zou zijn qua afstand.
Met een zucht laat ik me op het dekentje vallen en leg ik het boek naast me neer. Ik vouw mijn armen achter mijn rug en hoewel ik naar de horizon staar, zie ik toch vanuit mijn ooghoeken de kas staan. Ik weet nog steeds niet wie Maddie en Nathan naar binnen heeft gestuurd, maar ik had gewenst dat die persoon dat niet gedaan had. Dan had ik nu niet zo met mezelf in de knoop gezeten.
Ik ga in ieder geval morgen niet meer zo bang doen voor de Uley-bende. Ik ben immers degene die weet hoe je met messen moet werpen. Niet dat ik ze daarmee ga bedreigen of dat dat iemand ook maar iets aangaat, maar het zou me meer zelfvertrouwen moeten geven.
Ondanks dat mijn gehoorapparaatjes uit heb, barst La Push nog van het leven. Ik hoor de vogeltjes hun avondliederen zingen en ik kijk nog net op tijd omhoog om een reiger voor bij te zien vliegen. Ondanks dat we bijna altijd in grote steden hebben gewoond, heb ik een zwak voor natuur. Dat is waarschijnlijk ook één van de redenen waarom ik niet keihard heb geprotesteerd. Niet dat ik er überhaupt iets tegen in kan brengen. Als pap en mam iets voor ogen hebben, kan je schreeuwen, schoppen of slaan, maar je bereikt er helemaal niets mee. Alleen straftraining hoogstwaarschijnlijk. Of huisarrest.
Ik pak mijn boek en laat mijn ogen over de eerste paar regels rollen, maar bijna direct heb ik door dat er iets mis is. De vogeltjes zijn gestopt met fluiten en als ik naar het bos kijk, zie ik een hele zwerm aan gevogelte weg vluchten. Ik kan het niet helpen om even te grinniken.
Toen ik zeven was, heb ik in het bij zijn van mijn vader één keer een meerkoet een eend genoemd en de preek en de plagende opmerkingen van mijn vader die volgde, waren het echt niet waard. Dus sindsdien is alles wat veren en vleugels heeft, gevogelte. Tenzij het een eend is.
Zodra ik ergens ver weg vaag gegrom en gebrul hoor, vervaagt de glimlach van mijn gezicht. De opmerking van Maddie en Nathan over de wolven die hier in het bos leven flitst door mijn gedachten en voor een seconde lijkt het logisch, maar dan niet meer. Het bos dat aan het reservaat van La Push grenst, is enorm en het lijkt me ongelovig dat de wolven zo dicht langs de randen van het bos leven en vechten, terwijl ze ook beschut in het midden van het bos kunnen zijn. Tenzij het een enorme populatie is, maar dat lijkt me sterk.
Ik twijfel of dat ik mijn ouders erbij moet roepen, maar besluit uiteindelijk om dat niet te doen. Het enige wat ik daarvan krijg is een bak gezeik en extra trainingen. Twee dingen waar ik momenteel niet veel zin in heb, aangezien ik kapot ben.
Ook is de rustgevende sfeer van het bos inmiddels wel verdwenen en met een geïrriteerd geluidje gooi ik mijn boek in het gras. Nadat ik het kleedje heb uitgeklopt, vouw ik het stuk stof op en vertrek ik samen met mijn boek weer naar binnen. Ik ben van plan om direct in mijn bed te duiken en te gaan slapen, maar het lot is dat niet van plan.
Tegenover mij staan twee personen. Ze zijn beide in zwarte kleding gehuld, dus ik kan niet zien of het een man of een vrouw is, maar wat ik wel kan zien is dat May spartelend in de armen van de persoon het meest rechts hangt. Ze hebben een zak over haar hoofd getrokken en direct voel ik vlam van woede in me op reizen. Hoe durven een stel vreemde hier in te breken en ons, ons van alle families, te bedreigen?
In een fractie van een seconde heb ik de vaas die naast me staat kapot geslagen en pak ik de grootste scherf die ik in een oogopslag kan zien. Een soort absolute kalmte verspreidt zich in mijn lichaam, iets dat ook altijd tijdens het trainen gebeurd, en ik wil strategisch uithalen naar het been van de persoon het dichtst bij mij, maar ik word ineens van achter beet gegrepen.
Ik kan mezelf wel vervloeken.
‘Altijd achter je kijken, April, het is je zwakste punt, je vergeet het namelijk altijd.’
De woorden van mijn vader klinken haast spottend in mijn gedachten en tevergeefs begin ik te spartelen en om me heen te slaan.
Iemand trekt een zak over mijn hoofd, waardoor mijn zicht ontnomen wordt en ik krijg zo’n harde slag tegen mijn schouder dat niet meer durf te bewegen.
Shit.
Reageer (1)
Holy shit snel verder
6 jaar geleden