CHAPTIRE SEIZE
Valentina Emily DuPont
De volgende keer als ik bij kom wacht er geen zwart gedaante met genadeloze ogen en een koude adem op me.
Ik word rustig wakker. Me eerst concentrerend op het geluid van de monitor waarop ik nog steeds ben aangesloten en vervolgens op het bewegen van mijn vingertoppen en tenen.
Voor even ben ik bang om mijn ogen te openen. Bang dat er misschien toch wel een gedaante zit die me de schrik van mijn leven gaat geven. Dan realiseer ik me pas hoe dom dat klinkt, alsof ik een driejarige ben, en ik dwing mezelf om me te vermannen en mijn ogen te openen.
De kamer is spierwit, op één paars kastje onder de wastafel na. Mijn dekens zijn wit en niet rood of zwart en dan valt het me op dat er wel degelijk iemand in de kamer zit.
Op de stoelen rond een tafeltje die in de verre hoek van de kamer waar ik verblijf staat, zitten drie mensen. Eentje herken ik direct. Haar donkere krullen zitten in een rommelige knot op haar hoofd gebonden en ze heeft een te wijd wollen vest om haar dunne lichaam geslagen. Haar hoofd is mijn kant opgedraaid en ik kan de overduidelijke wallen onder haar ogen zien. Haar ogen zijn rood, maar niet van alcohol of drugs, dus ik vraag me af wat ze gedaan heeft. En wat ze hier überhaupt nog doet.
Doordat haar ogen op mij gericht zijn is zij de eerste van de drie die doorheeft dat ik bijgekomen ben. Direct springt ze op, op vervolgens druk op het rode belletje voor de dokter te drukken.
Ik richt mijn blik op de twee vreemden. De persoon die het meest dichtbij mijn zus zit is een meisje. Ze heeft kortgeknipte, zwarte haren die haar gezicht omlijnen. Ze heeft een aparte kleur ogen, goud haast, en een perfect gezicht. Haar huid is zo egaal als maar zijn kan en zonder enige imperfectie. Pas als ze opspringt, merk ik pas hoe klein ze is en hoe stylish gekleed.
De jongen, duidelijk haar vriendje gezien de manier waarop hij beschermend zijn arm om het meisje legt, is al net zo perfect. Hij heeft halflange, blonde haren en dezelfde kleur open. Dan springt het beeld van de onmenselijk mooie doktor voor mijn netvlies en ik kom tot de conclusie dat ze wel familie moeten zijn. De ogen zijn niet te missen.
Het meisje kijkt me opgetogen aan, misschien net iets te enthousiast voor een grimmige locatie zoals een ziekenhuis, maar de jongen kijkt haast gepijnigd en ontzettend geconcentreerd.
Er voelt iets niet goed.
Ik weet niet of de gedachten komt door het onbekende duo dat in mijn ziekenhuiskamer staat, of dat het komt doordat ik überhaupt in het ziekenhuis ben, maar er iets is niet goed. De golf van kalmte die me bijna direct daarna overstroomt voelt ook niet goed. Haast onnatuurlijk.
Ik voel hoe de tippen van mijn vingertoppen beginnen te branden, net zoals ze bij de ontmoeting met Cass deden en ik bijt aarzelend op mijn lip.
Ik wil net iets zeggen, maar dan verbreekt Crystal de stilte.
‘Dit zijn Alice en Jasper,’ stelt Crystal het duo voor. Haar stem klinkt verrassend duidelijk en nuchter. ‘Ze hebben me gezelschap gehouden door de nacht heen. Jasper heeft een kalmerend effect op mensen, en zo dat konden we wel gebruiken nadat je tot drie keer toe schreeuwend wakker werd en weer door medicijnen ging slapen. Ik dacht even dat ik je kwijt was.’
Verbaast kijk ik naar mijn zus. Ik ben te overrompeld om ook maar een duidelijke gedachtestroom te volgen, laat staan een woord over mijn lippen te krijgen. Er zijn te veel dingen die me verbazen, Crystals opgetogen- en vriendelijkheid, de woorden die uit haar mond komen, Jasper en Alice…
Ik gebruik mijn verbaasdheid als excuus om even mijn ogen te sluiten en alles op een rijtje te krijgen.
Reageer (3)
Ooooh spanneeendndddd, straks doet ze iemand nog pijn! Oh nooo
6 jaar geledenLeuk hoofdstukjee<3
6 jaar geledenSnel verder:)
Hmm...missvhien is ze een soort bovennatuurlijke sensor ofzo? Hahahaha. Nee wacht dat klopt niet want wolfjes. Ik weet het! Een vampiersensor!
6 jaar geleden