40- AYUDAR
Ayudar maakte zich los van de groep mensen die om hem heen stonden. Ze praatten met hem, ze vroegen naar hem, ze raakten hem aan en ze feliciteerden hem. Hij wilde het echter allemaal niet horen. Het was elke keer hetzelfde liedje. Elke keer als hij een bende achter de tralies had gekregen, werd hij onthaald als de redder van de dag. Of de redder van de stad, of erger de wereld. Hij wilde niet weten hoeveel mensen zijn naam zouden kennen als er een artikel in de krant verscheen, die schreeuwde dat hij er weer in geslaagd was de wereld veiliger te maken. De wereld zou nooit veilig worden. Elke dag ontwaakte er wel nieuw gevaar. Mensen moesten stoppen met denken dat gevaar alleen maar stierf. Oncontroleerbare gevoelens waren genoeg om nieuw gevaar aan te maken. En hij kon dat niet stoppen. Hij kon mensen niet dwingen te stoppen met voelen. Het enige wat hij kon doen, was zijn baan, en blijkbaar deed hij dat goed.
Naast Ayudar stonden zowel meneer Jefe als de secretaresse, die hem beiden bleven aankijken terwijl hij pogingen deed weg te komen. Er moest wel ergens in het gebouw van de Orden een plaats zijn waar hij normaal adem kon halen en even alleen kon zijn. Er moest een plaats zijn vol rust en stilte. Hij wilde niet aangekeken worden voor vreemden die trots op hem waren.
De neiging om naar zijn telefoon te grijpen en zijn ouders te bellen met de mededeling dat hij wat bereikt had in zijn leven, was groot. Het was dan alleen om hun stemmen te horen, om te kunnen zeggen dat hij het gevaar heus wel aankon dat de wereld in zich had. Maar als hij dat deed, zouden ze slechts zeggen dat hij gelijk had en dan vragen naar Fuego. Ayudar had geen zin om uit te leggen dat zijn broer, hun zoon, het wereldlijke gevaar was waar ze hem tegen wilde beschermen.
Gehaast gebruikte de jongeman zijn ellebogen om zijn weg vrij te maken. Soms bedankte hij mensen, meer uit beleefdheid en vaak genoeg meende hij het niet eens. Sommige herkende hij als medewerkers, anderen waren simpele burgers die doorhadden dat hun leven makkelijker was gemaakt door zijn succes.
Ze vergaten dat de stad Amm meer gevaar kende dan de bende Desastre.
Zodra Ayudar het gebouw binnen kon lopen, voelde hij de warme lucht tegen zijn wangen aanslaan. Het maakte hem wakker. Met zijn handen in zijn diepe zakken van zijn zwarte jas liep hij door naar zijn kantoor. Hij was hier te lang niet geweest. Er waren geen volle dagen meer die hij hier doorbracht, zittend achter een computerscherm gegevens op te schrijven van burgers die in de gaten werden gehouden. Hij kwam hier geen koffie meer uit het automaat halen en tijdens het wachten kletste hij tegen anderen, klaagde hij over de hoeveelheid werk. Dat was zijn echte baan geweest, voordat ze doorhadden dat hij meer kon doen dan binnen zitten. Ze wilden hem in actie zien, vooral meer Jefe. Ayudar wist nog wel het gevoel dat door hem heen ging zodra hij tegenover de brede man stond, op het schoolplein. Hij had met een mengeling van angst en nieuwsgierig geluisterd naar wat de man te zeggen had.
Ze hadden hem een kans aangeboden die inhield dat hij kon bewijzen aan zijn ouders dat hij meer was dan een simpele zoon.
Hij wilde meer zijn dan hun simpele zoon.
Nu begon Ayudar sneller te lopen, voorbij zijn kantoor, naar een grote deur. Geen enkel krasje was erop te vinden. Hij was net vervangen Normaal zou die vol krassen staan als er nieuwe mensen tegen hun zin erachter werden schuilgehouden, net zolang totdat de mensheid hen vergeten was. Uit zijn jaszak haalde hij een sleutel en draaide daarmee de deur open. Zonder teveel geluid te maken liep hij een trap op en daarna twee naar beneden, om uit te komen in een ruimte die bestond uit eenzame mensen en stralende tralies. Uit gesloten deuren en grijze muren. Kortaf groette hij verschillende politieagenten die er rond liepen, evenals een handvol Orden-medewerkers. Hier was de rust en stilte te vinden waarnaar hij verlangde.
Lang was het lopen naar de achterste cellen niet. In die tijd dwaalden zijn gedachtes af naar andere gevoelens uit het verleden. Hij had nagedacht over het aanbod van meneer Jefe, langer dan een week had hij gezeten op zijn kamer, nadenkend over wat de voordelen en nadelen waren. Werd de baan hem aangeboden omdat ze talent in hem zagen dat kostbaar was? Of was het omdat zijn broer in de gaten werd gehouden door zulke mensen? Wilden ze hem ook niet gewoon in de gaten houden? Of ze konden hem gebruiken om zijn broer te waarschuwen, zouden ze daartoe in staat zijn?
De eerste maanden waren gevechten houden, die hem zowel sterker als zwakker hadden gemaakt. Het waren dagen zoals deze. Waar hij de rust zocht bij gevangenen, die hem vaak niet herkenden als een medewerker en hem meer gebruikten om nog steeds contact met de buitenwereld te kunnen hebben. Later werd het anders.
Later was nu.
Uit zichzelf stopte Ayudar voor een cel die lichter leek dan de rest van de cellen eromheen. Langzaam haalde hij nog een sleutel uit zijn jaszak, die hij vanochtend al had aangevraagd. Er waren cellen die gereserveerd waren voor de bendeleden die opgepakt moesten worden. Dulce zou achter een andere deur zitten, daarvoor moest hij een trap naar boven oplopen. Xavier zou in zijn buurt zitten, net als andere bendeleiders in het land. Lucifer zou er gauw ook zitten.
Daarheen gaan vermeed Ayudar het liefst. De stilte daar gaf hem hoofdpijn. Het was het zwijgen van mensen zodat ze niets hoefden te vertellen. Het was niet zoals het zwijgen van hier, wat inhield dat mensen rouwden en hun leven herdachten.
Zuchtend en met moeite schoof Ayudar de deur open. Het leverde geen reactie op. Diep van binnen wilde Ayudar geslagen worden, om nog een keer wakker gemaakt te worden. Wat bezielde hem te gaan staan voor de vijand? Hij kon doorlopen, doen alsof hij blind was, doen alsof alles voor hem hier lucht was. Maar hij kon dat niet. Niet nog een keer.
‘Luister alsjeblieft één keer naar mij, Derecho,’ fluisterde Ayudar smekend.
In een wilde beweging haalde Derecho zijn hoofd omhoog. Zijn lichtbruine haren vielen voor de helft voor zijn gezicht, de andere helft achter een oor. Deze keer kwam er geen grijns die hij had tijdens de kermis. Er waren geen harde woorden die hij sprak toen hij op het punt stond hem neer te slaan. Zelfs geen pijnlijke woorden die hem neer wilden steken. ‘Eén keer,’ en Derecho ging rechtop zitten op het hangbed.
Het licht van het raam speelde een vreemd spel op de grond. De ene keer scheen het in het gezicht van Ayudar, de andere keer op het gezicht van Derecho. Toch ergerde het Ayudar niet. Het had een bepaalde schoonheid dat hem afleidde van de emoties op Derecho’s gezicht die hij te makkelijk kon lezen. ‘Ik heb dit alles niet zo bedoeld. Het is niet zoals je denkt dat het is.’
‘Het is je baan en je moet je geld op deze manier wel verdienen.’
‘Precies,’ en Ayudar knikte. Het deed hem goed dat Derecho in ieder geval dat concept begreep. ‘Het is niet dat ik ervan genoten heb. Ik heb door wat mijn baan voor wonden achterlaat.’
‘Dat hoop ik maar voor jou en anders kan ik het ook wel uitleggen.’
Daar was de toon weer die liet zien dat Derecho niet langer voor het gesprek open stond. Hij deed zijn benen over elkaar en gebaarde dat Ayudar verder mocht gaan.
‘Het is alleen-’
‘Waarom stop je er niet gewoon mee?’ onderbrak Derecho hem meteen. Met zijn wenkbrauwen opgetrokken zat hij hem recht aan te kijken. ‘Ik bedoel, je hebt er geen plezier in. Wil je dit je hele leven volhouden? Wil je echt leven zonder plezier te hebben?’
Ayudar boog zijn hoofd weg van zijn medemens. De woorden spookten door zijn hoofd heen. Derecho had een punt, zoals hij altijd al had als het onderwerp Ayudar was. Op een of andere manier kon hij de juiste vragen stellen, de vragen die Ayudar nooit met rust zouden laten. Hij had deze missie niet met plezier gedaan doordat hij door had gekregen wat hij mensen aandeed. Hij had door dat hij wonden achter liet die littekens werden. Dat hij wraakgevoelens uit hun slaap liet ontwaken en daarmee zijn eigen leven in gevaar bracht.
Maar hij wilde deze baan houden. Hij wilde dichtbij de actie staan. Mensen beschermen van het gevaar was wat zijn verantwoordelijkheid was, zo had het altijd al gevoeld. Een simpele vraag van Derecho ging dat niet veranderen.
Diep haalde Ayudar adem om die eerdere gedachtegangen te stoppen. ‘Alles in het leven heeft voor-en nadelen, Derecho. Dat weten we allebei als geen ander. Alles is een kwestie van overwegen wat het beste is. Of je een leven wil dat veilig, maar saai is, of een leven wil leven dat gevaarlijk is, maar vermakelijk is.’
Derecho’s wenkbrauwen zakten naar beneden en hij staarde naar zijn handen. Kleine littekens waren erop te zien, die Ayudar herkende op zijn eigen huid. Zowel verdedigen als aanvallen leverden wonden op die niet geheeld konden worden. Bij Derecho was het echter elke keer anders. Dan viel hij mensen aan met dodelijk precessie. Of hij verdedigde, net zolang totdat zijn tegenstander het opgaf, totdat zijn tegenstander inzag dat vechten geen zin had. ‘We hebben beiden voor het laatste gekozen, dat is ons probleem,’ sprak Derecho uiteindelijk.
‘We hebben allebei geluisterd naar mensen die dachten te weten wat onze toekomst zou worden, dat is ons probleem.’
Beiden knikten. In de stilte die viel staarde Ayudar naar Derecho. Hij had door dat Derecho zijn vriend niet meer was. Hij gaf het idee op dat het verleden zijn toekomst zou worden. Ze hadden beiden verkeerd gekozen. Hij kon niet stoppen met denken over Derecho’s toekomst. Hij zat nu hier, gevangen. De orden wilde nog steeds nieuw medewerkers hebben. De testen die zij af moesten liggen, bestonden ook zeker weten uit vechten tegen gevangenen. Vechten tegen Derecho. Maar Er was een andere toekomst die hij misschien kon maken, eentje waarin hij hoopte dat Derecho nog steeds van hem hield. Want hij hield van hem. Van zijn stem tot zijn scheldwoorden en van zijn lach tot zijn verwondingen. Hij hoopte dat Derecho hetzelfde als hem zat te denken op het moment dat ze elkaar lippen terug hadden gevonden.
Er zijn nog geen reacties.