CAPITOLO QUINDICI
||Cara Roseanne Cullen
Nadat Demetri mijn haren geborsteld had, werd hij weer verwacht in de troonzaal en ergens vind ik het jammer, aangezien we nu juist een serieus gesprek hadden. Ik heb echter zijn boekenkast weer eens aandachtig in me opgenomen en ik ben op een cursus Italiaans gestuikt, al weet ik zeker dat het erg moderne boekje er gisteren nog niet stond. Misschien heb ik het niet gezien.
Na een tijdje gaat ineens mijn deur open en staat de eeuwenoude Marcus met een afwachtende glimlach in de deuropening.
'Salve, come stai?' vraag ik beleefd, maar met een speelse glimlach in gebrekkig Italiaans.
Marcus glimlacht verrast en als ik me niet vergis laat hij zelfs een rauwe grinnik horen. 'Bene, grazie. Come stai?' antwoordt Marcus langzaam en simpel.
Snel scan ik de pagina van het boekje voor ik antwoord. 'Bene, grazie.'
'Je leert snel,' merkt Marcus op. Zijn stem is nog even rauw en hees als gisteren en ik merk de ongelukkige glans in zijn ogen. 'Kom, kind.'
Ik sta op en loop snel naar Marcus. Ik haak mijn arm in de zijne en ik kan het niet helpen om me af te vragen waarom Marcus in vredesnaam zo depressief lijkt. Hij is een leider van de vampierenwereld, al betekent macht natuurlijk niet altijd alles.
'Ik vrees dat we niet alles vandaag zullen bezichtigen, maar ik zal de meest belangrijke stukken laten zien,' legt Marcus rustig uit. In tegenstelling tot zijn broeders mag ik hem meer, vooral omdat hij het meest menselijk lijkt. Hij is rustgevend en kalm en lijkt niet half zo eigenaardig als Aro of zo sadistisch als Caius.
'Ik waardeer het heel erg, dankjewel,' glimlach ik gemeend. Ik wil vragen wat er mis is met Marcus, maar ik wil niet de enige vampier die ik mag me laten haten.
'Waar denk je aan, mia ragazza?' vraagt Marcus. Vaag registeren mijn hersenen dat het woord ragazza kind betekenen.
'Wat maakt u in vredesnaam zo ongelukkig?' Het is er uit voor ik er erg in heb en ik kan wel door de grond zakken. Ik voel het bloed naar mijn hoofd stromen en ik geef mezelf een mentale schop onder mijn kont. Als Marcus boos wordt, ligt mijn hoofd in een fractie van een seconde aan de andere kant van het kasteel. Maar buiten het feit dat we op een rustige pas verder lopen, gebeurt er niets. Het is zelfs zo lang stil dat ik mijn excuses aan wil bieden, maar dan begint Marcus tot mijn verassing te praten.
'Ik had een zielsverwant,' begint Marcus en direct valt het me op dat hij in verleden tijd spreekt. 'Haar naam was Didyme en ze was de zus van Aro. Ondanks dat ze een duister wezen was, net zoals alle vampiers, was ze in werkelijkheid niets minder dan een engel.'
Marcus stem is zo vol met verdriet, dat ik bijna de pijn van zijn verlies kan voelen. Onbewust wrijf ik troostend met mijn hand over zijn arm.
'Ze was alles wat ik wilde, maar toen werd ze op een dag ontvoerd en een paar dagen kregen we een pakketje binnen,' zucht Marcus. 'Met as.'
Verschrikt kijk ik de eeuwenoude vampier aan. Hoewel het idee van liefde en een Volturi-leider in een zin me raar in de oren klinkt, is het duidelijk dat Marcus werkelijk van zijn zielsverwant hield en dat vampiers wel degelijk emoties kunnen beheersen.
'Och, zulke jonge oren en zo'n verschrikkelijk verhaal,' zegt Marcus dramatisch, maar duidelijk gemeend. 'Mijn excuses.'
'Ik ken bijna alle brute mythes van de Romeinen en de Grieken,' zeg ik op een speelse toon om de sfeer te verbeteren. 'Ik denk dat ik wel iets kan hebben.'
Marcus lacht. Gemeend en oprecht en het is het raarste ding wat ik ooit gezien heb. Marcus merkt mijn stilte en glimlacht wijs, maar zegt voor de rest niets.
Reageer (6)
Omg zo goed geschreven! Dit is echt een van me favorieten!
6 jaar geleden