Proloog
‘Niet iedereen kan als een… reptiel uit zijn oude huid kruipen, het verleden van zich afschudden.’ De afkeer in mijn stem werd versterkt door de gore smaak van zeewater. ‘Ik bijvoorbeeld… kan het niet.’
Tom vond reptiel geen laster, anders had hij zich wel omgedraaid. Hem kennende beschouwde hij zich zelfs gecomplimenteerd.
‘Tom… ’ probeerde ik weer. ‘Help me erin, dan praten we erover.’
De situatie was bevreemdend, absurd zelfs. Het was luguber hoe het water zachtjes klotste, hoe stil het hier was, hoe ik alsmaar verder onderkoeld raakte en hoe Tom koelbloedig naar de maan bleef staren. Ik hing hier te bevriezen en het deed hem niets.
Ik herpakte mijn grip en klemde mijn vingers om de bootrand. Mijn handen waren inmiddels paars, verkrampt, verstijfd, ik kon dit niet langer volhouden. Nog even en ze zouden het begeven.
‘Tom… alsjeblieft. Help me erin.’
Ik moest de knoop doorhakken en hem vertellen wat hij wilde horen, maar ik kon het niet. Ik wilde het niet, niet op deze manier.
Tom’s gezicht bewoog langzaam mijn kant op. Ik schrok van zijn ogen, hij was ziedend. Ik had geen idee dat hij hier zo kwaad om was geworden. Speelde er meer? Ik had deze kant van hem nooit willen zien en als ik geweten had dat mijn acties het zouden triggeren, dan was ik weggerend en nooit meer teruggekomen. Dit was de passief-agressieve, manipulatieve jongen waar ik altijd al bang voor was geweest. De jongen die hij bij de anderen was.
Zijn stem was inmiddels ontdaan van elke vorm van emotie, alsof hij in zijn hoofd al afscheid van me had genomen. ‘Neem vooral je tijd…’
Op dat moment voelde ik iets langs mijn enkels glijden, cirkelend om mijn kuiten. Het leek een wierstreng tot ik merkte dat het zich bewust aan me vast wikkelde. Dit waren geen planten.
‘Tom… er zit hier iets.’
De slijmerige strengen glibberden verder omhoog, dit keer vastklemmend rond mijn dijen. Het leken alen, maar sterker. Ik vertrouwde het niet langer en klopte aandachttrekkend op het hout. ‘Help me erin. Er zitten hier… Ik weet het niet, maar ze proberen me vast te pakken.’
Tom reageerde niet. Zag hij niet in hoe gevaarlijk dit was? Niet alleen de wezens waren alarmerend, ook mijn lichaamstemperatuur. Ik keek nerveus omlaag, maar tevergeefs. Het was te donker. ‘Ik zeg niet dit om eronderuit te komen, ik meen het.’
Tom kon niet zien of horen wat zich onderwater afspeelde, maar hij kon me op zijn minst geloven. De ironie was pijnlijk: elke andere dag van het jaar had hij me geloofd en geholpen. Maar net op die ene dag dat ik zijn vertrouwen nodig had, was ik het kwijtgeraakt.
Ik merkte hoe de lange schepsels zichzelf steeds strakker rond mijn huid trokken en begon onrustig te worden. ‘Tom, ik zweer, iets probeert me te pakken! Het wordt steeds strakker!’
‘Heb je je keuze gemaakt?’
Direct schoot ik vol afschuw. ‘Wat? Kan dat niet later?!’
‘Nee.’
Woest probeerde ik mezelf omhoog te trekken. ‘Doe niet zo -help me erin! Dit is gevaarlijk!’
Ik schopte wild in het water, maar kreeg geen afzet. De wezens zaten muurvast en ik kreeg mezelf met geen mogelijkheid de boot in.
Plots voelde ik een agressieve ruk aan mijn benen en zakte in shock verder het water in. De spanning op mijn armen kwam strak te staan en het water klotste tegen mijn kin. Angstig klemde ik mijn vingers om het hout en probeerde mijn mond boven water te houden. Met een brok in mijn keel bleef ik hangen. ‘Tom… TOM!’
Hijgend van inspanning probeerde ik de woorden uit te brengen. ‘Ze willen me omlaag trekken! Help me erin!’
Het trekken leek sterker te worden en mijn handen gleden millimeter voor millimeter verder van de rand. Ongerust keek ik om me heen maar er waren geen andere opties. Ik kon hier niet langer blijven hangen. ‘Tom, alsjeblieft. Er zit hier iets!’
‘Iets…’
Eindelijk bewoog hij. Mijn hernieuwde hoop zorgde ervoor dat ik het eindelijk weer een beetje warm kreeg. Ging hij me eindelijk uit het water helpen? Tom glimlachte geruststellende en legde zijn warme vingers op de mijne, waardoor ik opgelucht ademhaalde. Hij was eindelijk weer zichzelf.
Ik glimlachte dankbaar, maar zijn stemming sloeg abrupt om. ‘Het zijn Natricidae.’
Hij haalde zijn handen weer van de mijne en fluisterde ijzig: ‘…Waterslangen.’
Mijn hart stond stil terwijl hij in sisselspraak naar het water lispelde, mijn laatste greintje hoop verdween. Dit kon niet waar zijn.
‘Ik gaf je een keuze.’
‘Nee,’ Ik schudde wanhopig mijn hoofd, ‘nee, nee, nee, nee, alsje-’
Een enorme pijnscheut rukte mijn vingers van de boot, klapte mijn gezicht tegen het water en trok me ruw de dieptes in. Mijn lichaam schreeuwde een noodkreet in het water, maar het was al te laat. De kou was overal, prikkend in mijn gezicht, in mijn ogen, mijn handen. De slangen wikkelden zich om mijn polsen en enkels, trokken me hardhandig omlaag in ongelijke beurten, waardoor ik niet meer wist wat boven of onder was. Wild begon ik te schoppen en spartelen. Ik greep de slangen om mijn enkels en probeerde ze los te trekken, maar ze zaten muurvast. Mijn neus en oren stroomden vol met water en de waterdruk zorgde voor een barstende hoofdpijn. Het drukte onophoudelijk tegen mijn trommelvlies en gonsde in mijn oren als de ruis van duizenden bijen.
Dit kan niet waar zijn.
Dit is een nachtmerrie.
Ik had geen zuurstof meer door mijn spartelingen en mijn lichaam smeekte me inmiddels uit te ademen, hopend weer te kunnen inademen. Ik weigerde toe te geven aan het reflex, maar mijn middenrif en longen begonnen te schokken en stoten als een ingehouden hoestbui, aangevend dat ze hoe dan ook uit gingen uitademen.
De genadeslag was een klap in mijn buik, waardoor ik op slag ongewild uitademde. Geschokt zag ik mijn luchtbellen voor mijn gezicht verdwijnen, onmiddellijk gevolgd door een vacuüm in mijn longen. Ze wilden weer inademen. Ik probeerde het te stoppen, maar de grens naderde al.
Nee, hou je in.
Hou je lippen op elkaar.
Hou je tanden op elkaar.
Hou vol.
Dit gevecht kon ik niet winnen. De schokken in mijn borstkas kwamen weer terug, nu sterker en urgenter, ik kon er niet langer weerstand aan bieden. Ik staarde ongelovig voor me uit bij het besef. Dit ging echt gebeuren. Ik kon er niets tegen doen. Mijn gezicht trok samen, mijn lippen begonnen te trillen en warme tranen welden op in mijn ogen. Ik kon niet anders dan huilen, terwijl ik overmeesterd werd door het breekpunt van mijn lichaam. Ik ademde in.
Met doodsangst voelde ik het water mijn mond instromen. Direct beschermde mijn lichaam mijn longen, kneep mijn keel samen, drukte mijn stembanden dicht, en liet het water mijn slokdarm in gutsen. Ik voelde liters koud water mijn maag instromen, als kilo’s ijs door mijn strot spritsend, verkrampend en stekend.
Het duurde nog geen seconde voor mijn maag vol zat en mijn keel zich automatisch opende. De pijn die daarop volgde was onbeschrijflijk. Het water gutste mijn longen binnen als smeltende lava, brandend, martelend, verscheurend, openrijtend. Ik ademde vuur.
Kermend van pijn begon ik te hoesten, machinaal pogend het eruit te krijgen, maar bij iedere poging slikte ik meer water in en smeulde het vuur door mijn luchtpijp. Het maakte me woest, ziedend, ik wilde zuurstof, ik wilde vechten. Maar de bijen zoemden harder, de vuurzee brandde feller en schoppend en slaand in het wild vocht ik een onwinbare strijd.
Dit kan niet zijn hoe ik eindig.
Het duurde niet lang voor mijn ledematen niet meer reageerden en het langzaam zwart werd voor mijn ogen. Ik kon niets meer, zag niets meer en hoorde niets meer. In de verte voelde ik hoe mijn longen nog bleven grijpen naar zuurstof, hikkend en hoestend. Maar het stopte. Ik stopte.
Mijn tranen welden op in de laatste seconden, maar ik had al geen verdriet meer. Ik had geen woede meer. Ik had alleen nog maar angst.
Dood...
….Ik ga dood.
.
Tom vond reptiel geen laster, anders had hij zich wel omgedraaid. Hem kennende beschouwde hij zich zelfs gecomplimenteerd.
‘Tom… ’ probeerde ik weer. ‘Help me erin, dan praten we erover.’
De situatie was bevreemdend, absurd zelfs. Het was luguber hoe het water zachtjes klotste, hoe stil het hier was, hoe ik alsmaar verder onderkoeld raakte en hoe Tom koelbloedig naar de maan bleef staren. Ik hing hier te bevriezen en het deed hem niets.
Ik herpakte mijn grip en klemde mijn vingers om de bootrand. Mijn handen waren inmiddels paars, verkrampt, verstijfd, ik kon dit niet langer volhouden. Nog even en ze zouden het begeven.
‘Tom… alsjeblieft. Help me erin.’
Ik moest de knoop doorhakken en hem vertellen wat hij wilde horen, maar ik kon het niet. Ik wilde het niet, niet op deze manier.
Tom’s gezicht bewoog langzaam mijn kant op. Ik schrok van zijn ogen, hij was ziedend. Ik had geen idee dat hij hier zo kwaad om was geworden. Speelde er meer? Ik had deze kant van hem nooit willen zien en als ik geweten had dat mijn acties het zouden triggeren, dan was ik weggerend en nooit meer teruggekomen. Dit was de passief-agressieve, manipulatieve jongen waar ik altijd al bang voor was geweest. De jongen die hij bij de anderen was.
Zijn stem was inmiddels ontdaan van elke vorm van emotie, alsof hij in zijn hoofd al afscheid van me had genomen. ‘Neem vooral je tijd…’
Op dat moment voelde ik iets langs mijn enkels glijden, cirkelend om mijn kuiten. Het leek een wierstreng tot ik merkte dat het zich bewust aan me vast wikkelde. Dit waren geen planten.
‘Tom… er zit hier iets.’
De slijmerige strengen glibberden verder omhoog, dit keer vastklemmend rond mijn dijen. Het leken alen, maar sterker. Ik vertrouwde het niet langer en klopte aandachttrekkend op het hout. ‘Help me erin. Er zitten hier… Ik weet het niet, maar ze proberen me vast te pakken.’
Tom reageerde niet. Zag hij niet in hoe gevaarlijk dit was? Niet alleen de wezens waren alarmerend, ook mijn lichaamstemperatuur. Ik keek nerveus omlaag, maar tevergeefs. Het was te donker. ‘Ik zeg niet dit om eronderuit te komen, ik meen het.’
Tom kon niet zien of horen wat zich onderwater afspeelde, maar hij kon me op zijn minst geloven. De ironie was pijnlijk: elke andere dag van het jaar had hij me geloofd en geholpen. Maar net op die ene dag dat ik zijn vertrouwen nodig had, was ik het kwijtgeraakt.
Ik merkte hoe de lange schepsels zichzelf steeds strakker rond mijn huid trokken en begon onrustig te worden. ‘Tom, ik zweer, iets probeert me te pakken! Het wordt steeds strakker!’
‘Heb je je keuze gemaakt?’
Direct schoot ik vol afschuw. ‘Wat? Kan dat niet later?!’
‘Nee.’
Woest probeerde ik mezelf omhoog te trekken. ‘Doe niet zo -help me erin! Dit is gevaarlijk!’
Ik schopte wild in het water, maar kreeg geen afzet. De wezens zaten muurvast en ik kreeg mezelf met geen mogelijkheid de boot in.
Plots voelde ik een agressieve ruk aan mijn benen en zakte in shock verder het water in. De spanning op mijn armen kwam strak te staan en het water klotste tegen mijn kin. Angstig klemde ik mijn vingers om het hout en probeerde mijn mond boven water te houden. Met een brok in mijn keel bleef ik hangen. ‘Tom… TOM!’
Hijgend van inspanning probeerde ik de woorden uit te brengen. ‘Ze willen me omlaag trekken! Help me erin!’
Het trekken leek sterker te worden en mijn handen gleden millimeter voor millimeter verder van de rand. Ongerust keek ik om me heen maar er waren geen andere opties. Ik kon hier niet langer blijven hangen. ‘Tom, alsjeblieft. Er zit hier iets!’
‘Iets…’
Eindelijk bewoog hij. Mijn hernieuwde hoop zorgde ervoor dat ik het eindelijk weer een beetje warm kreeg. Ging hij me eindelijk uit het water helpen? Tom glimlachte geruststellende en legde zijn warme vingers op de mijne, waardoor ik opgelucht ademhaalde. Hij was eindelijk weer zichzelf.
Ik glimlachte dankbaar, maar zijn stemming sloeg abrupt om. ‘Het zijn Natricidae.’
Hij haalde zijn handen weer van de mijne en fluisterde ijzig: ‘…Waterslangen.’
Mijn hart stond stil terwijl hij in sisselspraak naar het water lispelde, mijn laatste greintje hoop verdween. Dit kon niet waar zijn.
‘Ik gaf je een keuze.’
‘Nee,’ Ik schudde wanhopig mijn hoofd, ‘nee, nee, nee, nee, alsje-’
Een enorme pijnscheut rukte mijn vingers van de boot, klapte mijn gezicht tegen het water en trok me ruw de dieptes in. Mijn lichaam schreeuwde een noodkreet in het water, maar het was al te laat. De kou was overal, prikkend in mijn gezicht, in mijn ogen, mijn handen. De slangen wikkelden zich om mijn polsen en enkels, trokken me hardhandig omlaag in ongelijke beurten, waardoor ik niet meer wist wat boven of onder was. Wild begon ik te schoppen en spartelen. Ik greep de slangen om mijn enkels en probeerde ze los te trekken, maar ze zaten muurvast. Mijn neus en oren stroomden vol met water en de waterdruk zorgde voor een barstende hoofdpijn. Het drukte onophoudelijk tegen mijn trommelvlies en gonsde in mijn oren als de ruis van duizenden bijen.
Dit kan niet waar zijn.
Dit is een nachtmerrie.
Ik had geen zuurstof meer door mijn spartelingen en mijn lichaam smeekte me inmiddels uit te ademen, hopend weer te kunnen inademen. Ik weigerde toe te geven aan het reflex, maar mijn middenrif en longen begonnen te schokken en stoten als een ingehouden hoestbui, aangevend dat ze hoe dan ook uit gingen uitademen.
De genadeslag was een klap in mijn buik, waardoor ik op slag ongewild uitademde. Geschokt zag ik mijn luchtbellen voor mijn gezicht verdwijnen, onmiddellijk gevolgd door een vacuüm in mijn longen. Ze wilden weer inademen. Ik probeerde het te stoppen, maar de grens naderde al.
Nee, hou je in.
Hou je lippen op elkaar.
Hou je tanden op elkaar.
Hou vol.
Dit gevecht kon ik niet winnen. De schokken in mijn borstkas kwamen weer terug, nu sterker en urgenter, ik kon er niet langer weerstand aan bieden. Ik staarde ongelovig voor me uit bij het besef. Dit ging echt gebeuren. Ik kon er niets tegen doen. Mijn gezicht trok samen, mijn lippen begonnen te trillen en warme tranen welden op in mijn ogen. Ik kon niet anders dan huilen, terwijl ik overmeesterd werd door het breekpunt van mijn lichaam. Ik ademde in.
Met doodsangst voelde ik het water mijn mond instromen. Direct beschermde mijn lichaam mijn longen, kneep mijn keel samen, drukte mijn stembanden dicht, en liet het water mijn slokdarm in gutsen. Ik voelde liters koud water mijn maag instromen, als kilo’s ijs door mijn strot spritsend, verkrampend en stekend.
Het duurde nog geen seconde voor mijn maag vol zat en mijn keel zich automatisch opende. De pijn die daarop volgde was onbeschrijflijk. Het water gutste mijn longen binnen als smeltende lava, brandend, martelend, verscheurend, openrijtend. Ik ademde vuur.
Kermend van pijn begon ik te hoesten, machinaal pogend het eruit te krijgen, maar bij iedere poging slikte ik meer water in en smeulde het vuur door mijn luchtpijp. Het maakte me woest, ziedend, ik wilde zuurstof, ik wilde vechten. Maar de bijen zoemden harder, de vuurzee brandde feller en schoppend en slaand in het wild vocht ik een onwinbare strijd.
Dit kan niet zijn hoe ik eindig.
Het duurde niet lang voor mijn ledematen niet meer reageerden en het langzaam zwart werd voor mijn ogen. Ik kon niets meer, zag niets meer en hoorde niets meer. In de verte voelde ik hoe mijn longen nog bleven grijpen naar zuurstof, hikkend en hoestend. Maar het stopte. Ik stopte.
Mijn tranen welden op in de laatste seconden, maar ik had al geen verdriet meer. Ik had geen woede meer. Ik had alleen nog maar angst.
Dood...
….Ik ga dood.
.
Reageer (5)
Wow!
7 jaar geleden....abo
7 jaar geledenWoow.... Dat was intens.. . Jeetje... Ben sprakeloos 😶! Mijn abo heb je!
7 jaar geledenX
Holy fucking shit.
7 jaar geledenDat was intens.
Oh wauw
7 jaar geleden