Heb je een spook gezien?
Woord: Wit
Heb je een spook gezien?
Eline poetste haar tanden met het herwonnen geweld van iemand die naar bed wilde. Ze probeerde het snel en effectief te doen, werd toen herinnerd aan het gaatje dat ze gisteren had laten vullen, en besloot toch haar tijd te nemen. Nadat ze haar tandenborstel had afgespoeld, keek ze even in de spiegel. Er zaten dikke wallen onder haar ogen. Het leek alsof ze in geen eeuwen geslapen had, hoewel ze maar één nacht had gemist.
Ze wreef door haar ogen, spoelde haar gezicht, keek opnieuw in de spiegel en zag iemand achter zich staan. Ze was zo overdonderd door de figuur die achter haar stond dat ze geen enkele spier verroerde. Ze bleef stokstijf staan, terwijl ze een paar keer knipperde om er zeker van te zijn dat het niet een of ander gezichtsbedrog was.
Met een ruk draaide ze zich om. De jongen achter haar was niet alleen in de spiegel verschenen, maar stond in het echte leven ook effectief achter haar. Hij zag zo bleek als een lijk, met zwarte ogen en zwarte aders die over zijn lichaam kronkelden. Hij droeg een joggingbroek met een hoodie en er speelde een vriendelijke glimlach op zijn gezicht.
‘Een spook!’ gilde Eline, terwijl ze een stap naar achter zette, met haar armen zwaaide en daarmee heel wat dingen van de wasbak stootte.
De glimlach van de jongen werd vervangen door een onbehaaglijke grimas. ‘Een spook?’ zei hij. Hij speurde iedere uithoek van de kamer af met een angstige blik in zijn dode ogen. ‘Waar zie je een spook?’ Plotseling lichtte zijn ogen op. Een moment later verdween hij, om een seconde later weer te verschijnen met een wit laken in zijn handen. Hij gooide het laken over zich heen. ‘Boe, ik ben een spook.’
Eline zakte door haar knieën en stootte een zenuwachtig lachje uit. ‘Jij bent een spook, ja,’ zei ze.
De jongen hief het laken op. ‘Ik ben niet echt een spook, hoor,’ zei hij, alsof Eline echt geloofde dat het witte laken hem had omgetoverd in een spook.
Er waren een aantal verklaringen voor dit voorval. Ofwel wilde iemand een ziekelijke grap met haar uithalen door zich te verkleden als een geest. Ofwel was ze zo vermoeid dat ze begon te hallucineren. Ofwel stond daar echt een geest. Haar gezond verstand wilde geloven in het tweede, maar de geest leek zo echt dat ze het gewoon niet kon wijten aan haar verbeelding.
‘Volgens mij hallucineer ik,’ mompelde ze.
De geest probeerde het laken van zich af te slaan, maar raakte erin verstrikt en viel als een mislukt pakje op de grond. Alleen zijn hoofd had hij weten te bevrijden uit de greep van het laken. ‘Wat zie je dan? Een spin? Ik denk ook heel vaak dat ik spinnen zie, maar dan blijkt het een pluisje te zijn. Trouwens, spinnen zijn klein, je kunt ze vertrappelen. Of ja, dat zei mijn mama altijd, maar ik heb het zelf nog nooit geprobeerd, want ze zitten altijd in een hoek waar je ze onmogelijk kunt vertrappelen.’
‘Ah,’ stootte Eline verdwaasd uit. Na een tijdje verzamelde ze al haar moed en vroeg ze: ‘Ben jij een geest?’
De jongen fronste diep. ‘Ik geloof niet in geesten,’ zei hij droog. ‘Hier is een heel logische verklaring voor.’
‘Zoals?’ vroeg Eline.
‘Dat weet ik niet.’ De geest probeerde zichzelf uit het laken te bevrijden, zonder al te veel succes. Na een tijdje wist hij één arm los te krijgen. ‘Ik ben geen wetenschapper, het is niet mijn taak om een verklaring te zoeken.’
‘Ah,’ zei Eline enkel. ‘Ben je… ben je dood?’
Ondertussen was de geest erin geslaagd nog een andere arm te bevrijden. ‘Dat weet ik niet.’ Zijn gezicht stond een beetje sip. ‘Het enige wat ik weet is dat ik George heet. Wat is jouw naam?’
‘Eline.’
Met een brede glimlach stak de geest zijn hand naar Eline uit. Behoedzaam nam Eline het gebaar aan. ‘Aangenaam,’ zei George. En zo ontstond een toch wel heel unieke vriendschap.
Er zijn nog geen reacties.