Foto bij De straf van God

Woord: Einde
(Hier opgevat als 'einde van de wereld')

De straf van God

‘Het is de straf van God. Oh Heer, heb genade met ons!’ Romany kon zich de woorden nog goed herinneren. In feite herinnerde ze zich ieder klein detail vanaf dat moment. Ze kon zich zo voor de geest halen hoe iedereen de vrouw – de ‘boodschapper van God’ – had aangekeken met die grote ogen, die hoopten dat ze eindelijk redding hadden gevonden.
      Wanneer mensen wanhopig waren, vielen ze snel voor bijgeloof. Je hoefde ze maar even wijs te maken dat God achter deze gruwelen zat en ze geloofden het zo. Op de dag van vandaag wist Romany nog steeds niet of die dikke vrouw – nee, geen vrouw, een boodschapper van God – gewoon heel erg dom was geweest, of net heel erg slim was om iedereen zodanig te manipuleren dat ze zo in haar val trapten.
      Niemand had haar omver kunnen halen met rede. In tijden van wanhoop kenden mensen geen reden meer. Toen Tim het had geprobeerd, hadden ze hem eerst opgesloten om hem daarna te verbannen naar de dodelijke ‘open lucht’. Romany had geweend. Tim was een zakenman geweest van dertig. Hij had een streng gezicht en een koele gelaatsuitdrukking en het feit dat de wereld daarbuiten helemaal naar de klote ging, leek hem niet veel te doen. In het begin was ze bang voor hem geweest, maar toen hij op een dag met haar was beginnen praten, was er een deel van zijn koele persoonlijkheid gesmolten.
      Hij was geen slecht mens geweest. En toch was hij nu hoogstwaarschijnlijk dood, of ergens tussen dood en levend, terwijl hij door de straten liep met die uitdrukkingsloze blik van… de anderen.
      Romany zat al een tijdje tegen de muur toen de dikke vrouw een vlezige arm naar haar uitstak. ‘Het eten is klaar, meisje,’ zei ze. Haar stem klonk vriendelijk. Niemand zou vermoeden hoe bedorven ze was als je haar daar zo zou zien. Romany had zin om tegen haar te schreeuwen. Om te vragen of die barmhartige God van haar hun eten zou brengen wanneer de laatste voorraden op zouden raken. Of die God van haar hen zou beschermen wanneer de anderen door die deur braken en het gif met zich mee zouden brengen.
      Ze hield haar lippen over elkaar en nam haar hand aan. Ze leidde haar naar de tafel, waar het eten klaar stond. Ze aten te veel en ze aten te vaak. Ze verspilden voedsel alsof ze voedsel genoeg hadden. Dat was niet het geval. Romany had de voorraden gezien. Voordat Tim werd verbannen, had hij gezegd dat de voorraden amper nog een week mee zouden gaan als ze op dit tempo verder zouden blijven doen. Er waren vier dagen gepasseerd sinds hij was vertrokken. Romany gokte dat ze niet eens twee dagen zouden halen, al deed iedereen alsof er geen vuiltje aan de lucht was.
      De dikke vrouw, de boodschapper, zette zich aan het hoofd van de tafel. Opnieuw dwaalde Romany’s gedachten af naar Tim, en wat er van hem geworden zou zijn. Ze vroeg zich af of hij een ander opvangcentrum had gevonden. Ze vroeg zich af of hij zijn zoon had teruggevonden.
      Het geklop tegen de deur wekte haar uit haar droom. Het klonk zoveel harder, zoveel intenser dan normaal. Terwijl iedereen aan tafel zijn ogen sloot en begon te bidden, keek Romany naar de deur, die trilde onder de kracht van de duwende massa anderen. Het was een onheilspellend gebeuren en plotseling besefte Romany dat als de anderen door die deur zouden breken, er geen andere uitweg zou zijn, behalve de dood.
      Het gebed werd een paar keer herhaald. Romany wilde schreeuwen dat ze stil moesten zijn, dat die anderen binnen zouden breken als ze bleven praten – en dat geen enkele god hen zou helpen wanneer dat gebeurde. Uiteindelijk barstte de bom, verhief ze haar stem en zei ze wat ze al veel eerder had moeten zeggen.
      De dikke vrouw keek haar geschokt aan. ‘Je weet niet wat je zegt, kind,’ zei ze. ‘Ik ben er zeker van dat de duivel…’
      ‘De duivel bestaat evenmin als God,’ zei Romany. ‘Of misschien bestaan ze allebei. Misschien zijn ze gewoon dezelfde persoon.’ Het was een stuk stiller nu de menigte was gestopt met het gebed, maar de anderen bleven uit alle kracht op de deur kloppen. En toen gebeurde het: de deur brak en de anderen stormden naar binnen met slome passen. Er lag geen emotie in hun blik, maar toen één van de anderen Romany wist in te sluiten, dacht ze toch een teken van intelligentie te zien in die onnatuurlijk felle groene ogen van hem.
      Het was pas toen hij haar omhelsde, zijn hoofd op haar schouder legde en in haar oor fluisterde dat ze het spelletje mee moest spelen, dat ze besefte dat het Tim was die haar had gevonden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen