De dag waarop hij verdween
Woord: Dag
De dag waarop hij verdween
Hij was altijd bang geweest om gewoon onopvallend op te gaan in de omgeving en te verdwijnen zonder dat iemand het door zou hebben. Daarom maakte hij zo veel mogelijk vrienden, daarom was hij altijd goed voor iedereen, daarom zocht hij een job in de wetenschap zodat hij iets kon bereiken en zelf een boek zou kunnen schrijven over zijn ontdekking – zo zou hij voor eeuwig kunnen leven.
Zijn grootste angst was nooit sterven geweest, het was namelijk vergeten worden na zijn dood. Hij had om die reden altijd geprobeerd de dood te vermijden, ook al was die overal rond hem. Hij kwam continu in aanraking met de dood dat hij het een hele prestatie vond dat hij zelf nog leefde. Hij was zo gefixeerd geweest op het ontwijken van de dood dat hij vergat dat de dood niet de enige manier was om te verdwijnen.
Op een dag begon zijn lichaam letterlijk te verdwijnen. Hij had eerder gehoord over het fenomeen: lichaamsdelen die langzaam onzichtbaar werden, totdat er niets meer voor het oog zichtbaar was. Iets later verdween dan hun stem en iets later kon je ze zelfs niet meer voelen, aangezien ze volledig op waren gegaan in het niets.
Hij had zich nooit bezig gehouden met onderzoek naar de ziekte, aangezien hij het te confronterend vond. Nu werd hij echter met zijn neus op de feiten gedrukt; zijn onderarm was volledig onzichtbaar geworden. Hij probeerde het te verbergen door handschoenen en een blouse met lange mauwen te dragen, maar faalde in zijn opzet. Zijn beste vriend had het als eerste door, daarna volgde zijn familie en voordat hij het goed en wel besefte, wist heel de wereld het.
‘Beloftevolle jonge wetenschapper wordt besmet’ stond er in de krant. Het artikel voelde als een triestige troostprijs. ‘Hier, je kunt niet onsterfelijk worden met je onderzoek, maar als je in de krant staat, blijf je toch ook… soort van altijd bestaan?’
Het was niet of iemand hem zou herinneren. Het begon zelfs terwijl hij nog leefde, terwijl een deel van hem er nog was. Een deel van zijn vrienden begon hem te vermijden, wetende dat hij ooit volledig verdwenen zou zijn. Daarna besloot zijn baas dat hij beter niet meer kon komen werken en vervolgens liet zijn familie hem vallen als een baksteen.
Als hij over straat liep, liep iedereen met een grote boog rond hem heen. De enige die aan zijn zijde bleef, was zijn beste vriend die hem als arts opvolgde, steeds opnieuw hoop gaf voor een nieuwe behandeling en hem steeds opnieuw teleur moest stellen.
Op een dag was hij volledig onzichtbaar. Mensen konden wel tegen hem aan botsen, maar hijzelf kon niet meer genoeg kracht opbrengen om dingen te grijpen. Hij kon geen kleren meer aandoen om zichzelf bekend te maken. Op de dag dat zijn stem verdween, kon hij zelfs geen pen meer vastnemen om briefjes te schrijven.
Het verdwijnen gebeurde heel geleidelijk. Zijn vriend zei dat hij bij hem mocht blijven tot de dag waarop hij volledig verdwenen was. Hij praatte tegen hem en hij bleef praten, al was de onzichtbare er zeker van dat zijn vriend niet eens wist of hij al dan niet nog bestond. Op een dag was hij niet meer dan een geest, een hoopje atomen met een bewustzijn. Het was de dag waarop hij volledig in het niets was opgegaan, maar zijn vriend bleef tegen hem praten. Hij bleef tegen hem praten, zelfs op zijn sterfbed.
Hoewel zijn vriend hem had beloofd te blijven praten tot de dag waarop hij verdween, zag het er niet naar uit dat hij die belofte na kon komen. Zijn vriend stierf en de dag waarop hij zou verdwijnen bleef een ver toekomstplan dat nooit tot uiting gebracht zou worden.
Hij was helemaal alleen. Volledig verdwenen…
… Totdat hij oog had voor de andere spoken die naast hem leefden.
Er zijn nog geen reacties.