Vergeet me niet
Woord: Niet
Vergeet me niet
‘Vergeet me niet.’ Het waren drie simpele woorden die je logischerwijs niet zou mogen vergeten, maar Sander Wynter, student biologie, was erin geslaagd. Het was geen herinnering die langzaam was afgebrokkeld in de vergetelheid. Nee, het was geen herinnering die je zomaar kon vergeten. Sanders had een ongeluk gehad en was daardoor toevallig iets vergeten wat hij niet had mogen vergeten.
Hij was zich maar al te bewust van het gat in zijn geheugen, maar hij had er zich eindelijk overheen weten te zetten na een heel lange periode waarin hij geloofde dat zijn ex-vriend nog steeds zijn vriend was en zijn kleine zusje niet onder een bus was gelopen. Het was zwaar om alle verlies te verwerken zonder het meegemaakt te hebben, maar de tijd gaat vooruit, en hij moest meegaan, anders zou hij voor eeuwig blijven hangen in een periode die al lang was gepasseerd.
Hij had zijn studie ook volledig opnieuw moeten opnemen. En over zijn studie gesproken… deze essay was zo onmogelijk dat hij van zijn bureaustoel sprong en zijn studentenwoning verliet om een wandeling te maken in de stad. Hij vermeed de drukte van het centrum en haastte zich naar het bos, waar hij de nacht omarmde en genoot van de rust die hij overdag nooit kon vinden. Hij was bijna vergeten hoe prachtig dit bos was in het midden van de nacht. Hij was bijna – nee, niet bijna, helemaal – vergeten dat er ook een meer was.
Hij zag de reflectie van de maan in het zwarte water en als hij zich heel goed concentreerde, dacht hij ook dat hij ook zichzelf zag. Hij stak zijn hand uit naar het water om het aan te raken en merkte dat zijn reflectie niet hetzelfde deed. Hij was te gebiologeerd door hetgeen wat voor hem gebeurde, waardoor hij niet wegsprong, waardoor zijn lichaam geen panieksignaal uitzond. In tegendeel, hij werd tot het water aangetrokken. Hij wilde één worden met het water, er voor altijd in verdwijnen.
Een streling liep over zijn arm, terwijl een zachte stem in zijn oor fluisterde: ‘Vergeet me niet.’ Hij had geen idee wie hij niet mocht vergeten. De stem klonk zo vertrouwd, zo bekend, maar hij kon hem geen plaats geven – omdat er simpelweg geen plaats was in die duistere uithoek van zijn brein.
Wie hem ook aanraakte, hij wilde hem dichter bij zich hebben. Hij wilde hem omarmen, hem voelen, hem aanraken zoals in de herinnering die hij niet meer had. Misschien was het precies door dat verlangen naar een aanraking dat hij niet protesteerde toen hij uit het meer stapte en zijn armen om hem heen sloeg zoals ze ooit eerder gedaan hadden in een ver verleden. Het was een zachte omhelzing die geen enkele dreiging uitstraalde. Het was onmogelijk dat hij kwaad in de ziel had; hoe bleek zijn huid ook moge zijn, hoe zwart zijn lege oogkassen ook mochten lijken, hij zou hem geen pijn doen, dat geloofde hij met heel zijn hart.
‘Vergeet me niet,’ fluisterde hij een laatste maal met een stem die zo dichtbij was, maar toch zo ver weg.
Toen de schim van een vroegere geliefde weer in het meer verdween en hem alleen achterliet, liepen de tranen over zijn wangen en zakje hij door zijn knieën. ‘Het spijt me,’ snikte hij, ‘ik heb geen idee wie je bent.’
Er zijn nog geen reacties.