Hoogmoed
Het had me verder nutteloos geleken om nog langer in het kasteel te blijven. De situatie met het dienstertje had zich al drie keer eerder voorgedaan, met elke keer andere omstandigheden. De ''fouten'' van het personeel konden echter de verwrongen persoonlijkheid van de prins echter niet verbloemen. Onze vermoedens waren juist geweest. Met een naargeestig gevoel kwam ik mijn hoekje uit, nadat het dienstertje uiteindelijk ook trillend overeind was gekomen en de kamer zachtjes snikkend had verlaten. Het zat me ergens niet lekker, de bewoording van de prins.
Natuurlijk, het mensenras had al vele eeuwen eerder bewezen een verachtelijk volk te zijn, daar was hij geen uitzondering op. Met hun vermogen om te liegen en bedriegen was er al snel geen redden meer aan geweest- en geen van ons had er werkelijk zin in hen te bekeren. Het contact met mensen beperkte zich van puur amusement, tot de maaltijd van de dag. Deze mens echter, vormde door zijn geboorterecht een uitzondering. Na de dood van zijn vader vielen al diens bezittingen onder het bevel van zijn inhalige en arrogante zoon. Het landgoed vormde één van de weinige punten die er zowel in de menselijke wereld als in de wereld van de fae hetzelfde uitzag. Maar Adam gaf er niets om en het bos voegde zich naar de grillen van zijn ellendige persoonlijkheid- de reden waarom ik me momenteel in zijn kasteel bevond.
Ondanks dat hij prima in staat was om leugens te verkondigen, leek hij verder de regels van de fae wel te kennen.
Het was immers vrij duidelijk bewezen dat de prins een schoft was en mijn taak er dus op zat. En daar kwam nog bij dat het haast geheel vlekkeloos verlopen was, wat me toch wel enigszins verheugde. Goed, ik had de kokkin de stuipen op het lijf gejaagd door een deel van het tafelzilver op de grond te laten vallen aan het begin van mijn zoektocht naar de prins, maar afgezien daarvan was het prima gegaan. Het kille tafereel waar ik toeschouwer van was geweest had echter nare rillingen over mijn rug laten lopen en had mijn normale zorgeloosheid iets getemperd.
Met een ietwat naargeestig gevoel was ik uit mijn hoekje gekomen, nadat het dienstertje uiteindelijk ook op was gestaan en trillend en wel de stofdoek van de grond geraapt had. Ietwat stuntelend had ze haar trapje in elkaar geklapt en de kamer via een kleine zijdeur aan de linkerkant van het vertrek de kamer verlaten.
Wonder boven wonder is het me dus gelukt het eerste deel van mijn opdracht te voltooien, zónder een eindeloze laag van problemen die me normaal leek te achtervolgen. Dat mag best nog eens genoemd worden. Problemen en woedende menigten, het leek haast wel alsof ik er een zesde zintuig voor had; ze verschenen overal waar ik kwam.
De enige oplossing die ik tot nog toe had gevonden was door wel te luisteren naar de Sidhe die wel politiek correct waren en niet de oorzaak van de middeleeuwse heksenverbrandingen in Engeland, maar die oplossing trok me niet echt. Ik was het vaak niet helemaal eens met hun bevindingen, waarna ik mijn opdracht een héél klein tikkeltje veranderde. Dat hele kleine tikkeltje was dus vaak een te groot tikkeltje, is gebleken.
Dit was geen impulsieve actie geweest van de prins, gevoed door woede van een ander incident. Hij wist al heel precies van te voren wat hij ging doen en leek elke handeling precies uitgedacht te hebben. Ondanks mijn gruwelijke hekel aan de politieke spelletjes bij de Raad, wist ik er wel degelijk veel vanaf. In mijn leefwereld, plaatste het woord ‘’Dankjewel’’, je in een diepe schuld bij de ander. Een schuld die elk moment geïnd kon worden. Elk moment, van elke dag, van elk jaar. De schuldeiser kon na een aantal eeuwen zomaar bij je aan de drempel verschijnen en je eerstgeborene opeisen. Of je dwingen zwaar hoogverraad te plegen, wat je uiteindelijk je leven zou kosten.
Natuurlijk ging het in de mensenwereld anders dan bij ons, het sprookjesvolk. Maar toch had ik het nare voorgevoel dat hij wel degelijk wist welke betekenis het woord had, of kon hebben. De blik in zijn ogen toen hij het dienstertje het liet uitspreken was me veel te bekend voorgekomen. Hij was geen Sidhe, maar leek toch maar al te goed te begrijpen wat onze tradities inhielden.
Tijd dus om braaf te verklikken dat onze vermoedens over hem juist waren en hij nog wel eens een echt probleem kon gaan vormen. Verdwijnen uit het kasteel leek niet eens zo’n hele grote opgave, tenzij je wist aan wie je het vroeg. Ik zou natuurlijk in de gedaante van een vogel proberen een open raam te vinden en naar buiten te vliegen, of ik kon als een normaal mens de dienstuitgang nemen. Veranderen in een vogel zou toch duiden op hekserij? Ik mocht niet opvallen, niets abnormaals doen.
Niemand mocht me herinneren.
Niets geks, vreemds of impulsiefs.
Juist, de dienstuitgang dus.
In een eenzelfde grijzige jurk als het dienstertje, trek ik de zware deur open. Het donkere eikenhout is verstevigt met een paar metalen strippen die horizontaal over het hout lopen en het geheel een wat donkere indruk geven. Het schemerige gangetje waar de deur op uit komt is zo stoffig, dat ik meteen begin te niezen. Het licht komt van kleine vensters bovenaan de gang en het kleine beetje zonlicht dat zich door de laag vuil heen weet te werken benadrukt nogmaals de hoeveelheid stof die door de lucht dwarrelt. Naast de deur schrikt een grote, zwarte spin van het plotselinge geluid en spurt met een snelheid die je van acht poten kan verwachten weg over de grauwe stenen.
Met een tikje weerzin kijk ik het beest na, met een vertrokken gezicht. Sinds ik een exemplaar had ontmoet die ongeveer dezelfde hoogte had als ik en een nogal geloofwaardig verhaal had gehouden over hoe hij me langzaam zou opeten, had ik het al helemaal niet meer op die beesten.
Met een subtiel stapje ben ik het nauwe gangetje gevuld stof en spinnen weer uit, waarna ik de zware deur resoluut sluit. De andere deur zou beter moeten gaan, hoopte ik. Daar was de prins immers door verdwenen –nu maar hopen dat de doorgang niet naar zijn persoonlijke vertrekken of iets dergelijks zou leiden- dus ik nam aan dat het daar een stuk beter zou zijn.
De eerste verbetering was al merkbaar toen de deur volledig geruisloos open zwaaide, niet piepend en krakend in zijn scharnieren zoals de eerste. De tweede verbetering was de aanwezigheid van een hoop helder licht dat door de lange ramen naar binnen viel en de afwezigheid van een mistbank van stof en spinnen. Het laatste punt dat mijn hart deed opspringen van vreugde, was dat het eveneens een gang was –en geen slaapkamer- en stiekem ook dat de gang volledig verlaten was.
Of, nouja, voor een heerlijke zeven seconden.
Natuurlijk, het mensenras had al vele eeuwen eerder bewezen een verachtelijk volk te zijn, daar was hij geen uitzondering op. Met hun vermogen om te liegen en bedriegen was er al snel geen redden meer aan geweest- en geen van ons had er werkelijk zin in hen te bekeren. Het contact met mensen beperkte zich van puur amusement, tot de maaltijd van de dag. Deze mens echter, vormde door zijn geboorterecht een uitzondering. Na de dood van zijn vader vielen al diens bezittingen onder het bevel van zijn inhalige en arrogante zoon. Het landgoed vormde één van de weinige punten die er zowel in de menselijke wereld als in de wereld van de fae hetzelfde uitzag. Maar Adam gaf er niets om en het bos voegde zich naar de grillen van zijn ellendige persoonlijkheid- de reden waarom ik me momenteel in zijn kasteel bevond.
Ondanks dat hij prima in staat was om leugens te verkondigen, leek hij verder de regels van de fae wel te kennen.
Het was immers vrij duidelijk bewezen dat de prins een schoft was en mijn taak er dus op zat. En daar kwam nog bij dat het haast geheel vlekkeloos verlopen was, wat me toch wel enigszins verheugde. Goed, ik had de kokkin de stuipen op het lijf gejaagd door een deel van het tafelzilver op de grond te laten vallen aan het begin van mijn zoektocht naar de prins, maar afgezien daarvan was het prima gegaan. Het kille tafereel waar ik toeschouwer van was geweest had echter nare rillingen over mijn rug laten lopen en had mijn normale zorgeloosheid iets getemperd.
Met een ietwat naargeestig gevoel was ik uit mijn hoekje gekomen, nadat het dienstertje uiteindelijk ook op was gestaan en trillend en wel de stofdoek van de grond geraapt had. Ietwat stuntelend had ze haar trapje in elkaar geklapt en de kamer via een kleine zijdeur aan de linkerkant van het vertrek de kamer verlaten.
Wonder boven wonder is het me dus gelukt het eerste deel van mijn opdracht te voltooien, zónder een eindeloze laag van problemen die me normaal leek te achtervolgen. Dat mag best nog eens genoemd worden. Problemen en woedende menigten, het leek haast wel alsof ik er een zesde zintuig voor had; ze verschenen overal waar ik kwam.
De enige oplossing die ik tot nog toe had gevonden was door wel te luisteren naar de Sidhe die wel politiek correct waren en niet de oorzaak van de middeleeuwse heksenverbrandingen in Engeland, maar die oplossing trok me niet echt. Ik was het vaak niet helemaal eens met hun bevindingen, waarna ik mijn opdracht een héél klein tikkeltje veranderde. Dat hele kleine tikkeltje was dus vaak een te groot tikkeltje, is gebleken.
Dit was geen impulsieve actie geweest van de prins, gevoed door woede van een ander incident. Hij wist al heel precies van te voren wat hij ging doen en leek elke handeling precies uitgedacht te hebben. Ondanks mijn gruwelijke hekel aan de politieke spelletjes bij de Raad, wist ik er wel degelijk veel vanaf. In mijn leefwereld, plaatste het woord ‘’Dankjewel’’, je in een diepe schuld bij de ander. Een schuld die elk moment geïnd kon worden. Elk moment, van elke dag, van elk jaar. De schuldeiser kon na een aantal eeuwen zomaar bij je aan de drempel verschijnen en je eerstgeborene opeisen. Of je dwingen zwaar hoogverraad te plegen, wat je uiteindelijk je leven zou kosten.
Natuurlijk ging het in de mensenwereld anders dan bij ons, het sprookjesvolk. Maar toch had ik het nare voorgevoel dat hij wel degelijk wist welke betekenis het woord had, of kon hebben. De blik in zijn ogen toen hij het dienstertje het liet uitspreken was me veel te bekend voorgekomen. Hij was geen Sidhe, maar leek toch maar al te goed te begrijpen wat onze tradities inhielden.
Tijd dus om braaf te verklikken dat onze vermoedens over hem juist waren en hij nog wel eens een echt probleem kon gaan vormen. Verdwijnen uit het kasteel leek niet eens zo’n hele grote opgave, tenzij je wist aan wie je het vroeg. Ik zou natuurlijk in de gedaante van een vogel proberen een open raam te vinden en naar buiten te vliegen, of ik kon als een normaal mens de dienstuitgang nemen. Veranderen in een vogel zou toch duiden op hekserij? Ik mocht niet opvallen, niets abnormaals doen.
Niemand mocht me herinneren.
Niets geks, vreemds of impulsiefs.
Juist, de dienstuitgang dus.
In een eenzelfde grijzige jurk als het dienstertje, trek ik de zware deur open. Het donkere eikenhout is verstevigt met een paar metalen strippen die horizontaal over het hout lopen en het geheel een wat donkere indruk geven. Het schemerige gangetje waar de deur op uit komt is zo stoffig, dat ik meteen begin te niezen. Het licht komt van kleine vensters bovenaan de gang en het kleine beetje zonlicht dat zich door de laag vuil heen weet te werken benadrukt nogmaals de hoeveelheid stof die door de lucht dwarrelt. Naast de deur schrikt een grote, zwarte spin van het plotselinge geluid en spurt met een snelheid die je van acht poten kan verwachten weg over de grauwe stenen.
Met een tikje weerzin kijk ik het beest na, met een vertrokken gezicht. Sinds ik een exemplaar had ontmoet die ongeveer dezelfde hoogte had als ik en een nogal geloofwaardig verhaal had gehouden over hoe hij me langzaam zou opeten, had ik het al helemaal niet meer op die beesten.
Met een subtiel stapje ben ik het nauwe gangetje gevuld stof en spinnen weer uit, waarna ik de zware deur resoluut sluit. De andere deur zou beter moeten gaan, hoopte ik. Daar was de prins immers door verdwenen –nu maar hopen dat de doorgang niet naar zijn persoonlijke vertrekken of iets dergelijks zou leiden- dus ik nam aan dat het daar een stuk beter zou zijn.
De eerste verbetering was al merkbaar toen de deur volledig geruisloos open zwaaide, niet piepend en krakend in zijn scharnieren zoals de eerste. De tweede verbetering was de aanwezigheid van een hoop helder licht dat door de lange ramen naar binnen viel en de afwezigheid van een mistbank van stof en spinnen. Het laatste punt dat mijn hart deed opspringen van vreugde, was dat het eveneens een gang was –en geen slaapkamer- en stiekem ook dat de gang volledig verlaten was.
Of, nouja, voor een heerlijke zeven seconden.
Reageer (14)
Ik was een beetje in de war omdat ik eerst dacht dat het perspectief vanuit de prins was. Niet dus. Maar wie het nu wel is...? :'P
7 jaar geledenWhaw, de volledige 7 seconden.
7 jaar geledenOh, toen ik de titel las, was ik precies terug in de Efteling. "Hoogmoed komt voor de val" en daar vertrek je dan. :')
Ik ben ontzettend benieuwd!
7 jaar geledenVoor een heerlijke 7 seconden.... Ik ben benieuwd wat de verlatenheid gestoord heeft
7 jaar geledenmet vermoedens erbijOh sheit ik zou dit nog proeflezen, maar ik ben te laat :cIk zie haar al zo het trapje opstappen en er weer af vallen :') 7 jaar geleden