Mijn inzending voor opdracht twee van Naar de toekomst

16:00, 21 november, 3XXX - Leugen


Ik loop door de controlekamer, waar Eén en Vijf bezig zijn met... iets met het toetsenbord. Ik weet niet precies wat; ik heb me nooit echt bezig gehouden met andermans taken. Die waren, nou ja, van iemand anders.
Ikzelf werk vooral in de keuken. Mijn schipgenoten lijken steeds minder te gaan eten, vooral Twee. Hun eetlust begint af te zwakken.
Mijn team bestaat uit zes mensen, allemaal met enorm originele namen: Eén, Twee, Drie, Vier en Vijf. Ik, als zesde lid van het team, heb een andere naam dan de rest: ik ben Leugen. Ik weet niet waar die naam vandaan komt, en waarom ik het accepteerde toen ik het voor het eerst las, maar het stond netjes geschreven op mijn naamplaatje. Alleen de 'n' was misschien wat... gehaast.
Ik heb me nooit echt afgevraagd waarom.
Eén is lief. Ze is een kalm meisje, veel slimmer dan ze denkt. Ze lijkt wel tot rust te komen in de controlekamer, tussen alle knopjes en hendels waarvan ze bijna alle functies weet. Zelf krijg ik altijd de kriebels van de honderden mogelijkheden. Als ik bijvoorbeeld struikel en iets verkeerds aanraak, zou ons hele schip ontploffen.
Twee sluit zich altijd af. Alsof hij beter is dan ons. Alsof hij ons niet nodig heeft. Ik weet als één van de besten dat hij ons wel nodig heeft. Samen staan we sterker. We kunnen elkaar niet negeren. We zijn samen verdwaald, zonder connectie meer met het Centrum. We zitten samen vast op dit schip.
Het is eigenlijk wel fijn om te weten dat je nodig bent voor anderen. Het geeft je een doel.
Drie, och, waar moet ik beginnen? Ik mag Drie niet. Drie is verschrikkelijk. Hij zegt niet veel, maar elke keer als ik iets in zijn ogen fout doe, krijg ik een blik die zou kunnen moorden. Hij doet alsof ik de reden ben van alles en hoewel ik niet altijd even aardig ben, en misschien ook wel koppig, was hij ook een ruziezoeker. Het lag niet alleen aan mij.
Hij en ik zijn nooit echt hecht geweest. Hij gaat liever met het smoorverliefde stel Eén en Vijf om, hoewel hij daar misschien een derde wiel aan de wagen is. Hij lijkt het zo wel fijn te vinden.
Vier is altijd het excentrieke, grappende type geweest. Ze maakt iedereen altijd aan het lachen, door haar constante waterval aan moppen en slechte woordgrappen, en heeft dan ook een vrij hechte band met iedereen. Ze heeft niet echt een favoriet, en als ze die wel heeft, is ze heel erg goed in dat niet laten zien aan de rest. Stiekem hoopte ik dat ik haar beste vriendin was. Haar eerste keuze.
Nu Vijf. De vrolijke, energieke Vijf, altijd hyperactief, als je haar op een stoel zet stuitert ze er zo weer van af, de kamer rond. Ze is vrolijk, maar dom, bijna het tegenovergestelde van Eén; niet rustig, en ook niet slim. Zelfs hun uiterlijken zijn compleet verschillend: Eén heeft rood haar, Vijf blond. Eén heeft bruine ogen, Vijf heeft groene ogen. Ze vullen elkaar goed aan, en iedereen aan boord van het schip was dan ook niet verrast toen ze hun relatie aan kwamen kondigen.
En dan ik nog. Ik kan geen goede uitleg van mezelf geven. Ik weet niet hoe ik ben. Ben ik als Drie? Als Twee? Als Vijf, misschien? Ik weet het niet.
Ik heb mezelf altijd alleen maar gezien in een wat viezige spiegel. De met roest bedekte hoeken negerend, bekijk ik mezelf elke dag, hopend dat er iets veranderd is. Dat is nooit het geval, tot mijn grote teleurstelling. Elke dag weer zie ik hetzelfde, ronde gezicht, bruine ogen, en roze wangen in de spiegel. Mijn bruine haar zit netjes in een hoge staart op mijn hoofd, geen haartje zit los. Zelfs niet na het slapen. Dat komt waarschijnlijk door de Pods: een soort tijdcapsules die je de twaalf uur rust geven die je nodig hebt, zonder er daadwerkelijk twaalf uur over te doen.
Elke dag weer draag ik hetzelfde witte pak, hetzelfde pak als wat de rest van het team draagt. Een ronde witte kraag aan een wit shirt en een witte broek. Het verbaast mij ook nog steeds dat al mijn uren in de keuken het nieuw-ogende witte shirt nog niet bevlekt hebben.
Over eten gesproken, ik moet aan de slag. Mijn schipgenoten willen vast iets te eten.

16:30, 21 november, 3XXX - Mark

Mijn eerste taak. Ik moet op reddingstocht. Een jaar geleden is een op dat moment al een jaar rondvliegend schip verdwaald geraakt, waarna er een explosie kwam. Volgens berekeningen en vermoedens is er toen Lorum-gas vrijgekomen; een gas dat recente gebeurtenissen doet vergeten, ook als er maar één deeltje op de miljoen aanwezig is. Je vergeet ongeveer een dag, totdat het uit de lucht gefilterd is door het filtersysteem van het schip.
We weten niks over overlevenden, maar onze radars laten wel zien dat het schip nog beweegt. Als er geen levenden meer waren zou dat niet meer kunnen; dat hebben we expres ingesteld.
Naar het oosten, richting de planeet Lithuar. Daar ergens zouden ze moeten vliegen. Jammer genoeg is hun communicatieapparatuur kapot. Geen enkele sociale interactie. Niks. Geen hulp voor mij om ze te vinden.


Ik roer wat doelloos door mijn koffie heen. Ten eerste is het slechte koffie, mijn eigen Mairer-machine maakt het altijd beter dan deze vieze drap, en ten tweede heb ik nog steeds niks vernomen van de verloren vlucht, na een half uur radeloos rondvliegen. Tot mijn scanner begint te piepen als een malle. Mijn eerste reactie is de uitknop zoeken; ik heb geen zin in hoofdpijn. Daarna kijkk ik pas wat er aan de hand was. Mijn mond valt open van verbazing en vanbinnen word ik gevuld met voldoening. Het is me gelukt. Ik ben een held. Ik kon de medaille die me uitgereikt zou worden al bijna ruiken, het applaus al bijna horen.
Snel vlieg ik mijn schip erheen.

17:15, 21 november 3XXX - Leugen


Ik neem plaats aan tafel, terwijl alle anderen er al zitten. Voor ons staat het avondeten: een lasagne, waarvan ik het recept bijna geperfectioneerd heb door het gewoonweg veel te vaak te maken.
‘Nou, jongens, tast toe!’ Een boze blik van alle meisjes in het team. ‘Het was figuurlijk. Jullie mogen ook eten,’ verklaar ik, lichtelijk geïrriteerd.
De reacties van de meisjes kan ik niet afwachten; er klinkt een hard geluid vanuit de aansluitingsruimte dat me afleid. Er is iemand. We worden gered!
Ik ren er zo snel mogelijk heen, blij, maar misschien ook een beetje nerveus. Eindelijk vrijheid. Hoe voelt vrijheid eigenlijk? Ik ben het vergeten.
Naar de deur van de aansluitingsruimte rennend val ik drie keer bijna om, maar als ik er dan eindelijk veilig en wel ben, strijk ik mijn shirt recht en open ik de deur. Een jongeman van ongeveer twintig jaar oud wordt onthuld.
‘Hallo. Ik ben Mark.’ Hij kijkt even achter me, om de ruimte in zich op te nemen. ‘Ik kom je redden.’
Onbewust maakte ik een soort vreugdedansje, terwijl ik opgewonden riep: ‘Ik ga de anderen halen!’ Er komt een glimlach op zijn gezicht bij het zien van mijn enthousiaste reactie. Ik wenk hem ons schip in terwijl ik naar de eetkamer ren.
‘Eén! Twee! Drie? We worden gered! Pak jullie spullen! En Vier en Vijf, jullie ook dus!’ Zelf begin ik ook mijn spullen bij elkaar te rapen, waarna ik Mark de eetkamer in leid.

17:18, 21 november 3XXX - Mark


Het meisje wiens naam ik niet vernomen heb, neemt me mee naar wat waarschijnlijk de eetkamer is.
‘Kom op, mensen. Hebben jullie je spullen nou nog niet?’ vraagt het meisje geïrriteerd. Ik kijk de kamer rond. De kamer is compleet wit, geen vlekje te zien, geen ene kruimel. De tafel met een enorm fel gekleurde lasagne vergeleken met de smetteloze witte kamer erop is ook wit. De stoelen ook.
De ‘mensen’ ook.
Het enige probleem is dat het geen mensen zijn. De figuren zijn gezichtloos, en hebben dezelfde kleding aan als het meisje. Het meisje zonder naam.
Ook de figuren hebben geen vlekje op zich. Het is bijna eng om nergens een vlekje te zien.
‘Nou, ‘Mark’, dit zijn dus Eén, Twee, Drie, Vier en Vijf. Originele namen, nietwaar?’ Ze grinnikt. ‘Ik ben trouwens Leugen.’ Interessante naam.
Ik werd een beetje nerveus. Hoe ga ik ooit aan haar vertellen dat het geen mensen zijn? Dat het een illusie is? Een leugen?
Dat haar ‘vrienden’ robots zijn?

17:20, 21 november 3XXX - Leugen


Mark kijkt me wat verward aan. Is er iets mis met me? Al het enthousiasme verkregen door de redding sijpelt langzaam uit me, plaatsmakend voor verwarring en angst.
‘Is… Is er iets mis?’
‘Leugen… Dat- Dat zijn geen mensen. Kijk eens goed. Door de illusie heen, bedoel ik.’ Ik keek mijn team aan. De eerder vriendelijk glimlachende mensen, zijn geen mensen meer. Het zijn gezichtsloze robots.
Alles komt gedeeltelijk terug. Alsof er een klein vlammetje brand bij een stuk ijs. Het ijs smelt en de vlam groeit. Mijn herinneringen komen - hoewel ze vaag zijn - terug.
Het ongeluk. De explosie. De doden. De pijn.
Ik was de enige die het overleefd had. Ik bouwde robots om me te vergezellen, en vernoemde ze naar mijn team om de pijn te verzachten. Ik liet een gas vrij om de bouw van de robots te vergeten. Ik deed zo lang alsof ze mensen waren, tot ik het begon te geloven.
Het was allemaal een 'white lie' geweest; een leugen om bestwil. Een grote leugen, dan.

Reageer (6)

  • groei

    Ugh de Quizlet woordenteller of die van Docs zit me tegen; in docs kreeg ik te zien dat het er precies 1600 waren en niet te veel ):

    8 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen