Opdracht één: dystopie

Wees altijd gehoorzaam. Luister naar het Koninkrijk. Het Koninkrijk maakt je groot. Het Koninkrijk is groots.
Dat is wat ik altijd zeg op school, elke ochtend zonder erbij na te denken, totdat ik haar ontmoet. Ze is een volwassen vrouw met lichtblond haar en grote, hertachtig bruine ogen. Ik wil haar voorbij lopen, want ik mag niet met mensen praten die niet aan het werk zijn. Dat zijn zwervers. Hoewel ze er niet uitziet als een zwerver.
“Meisje, kom eens hier!” roept ze zacht. Haar stem klinkt vriendelijk en uitnodigend. Het valt me nu ik beter kijk pas op dat ze verscholen zit in de schaduw van een vuilnisbak. Dat kan niets goeds betekenen. Aan de andere kant, misschien heeft ze hulp nodig. Ze wordt door iedereen genegeerd en heeft wellicht een simpel verzoek. Ik kan op zijn minst luisteren. Hoewel... ik twijfel wel. Ik kom net uit school en ben onderweg naar huis. Na een dag vol leren, wil ik graag uitrusten. Mijn ouders wachten al op me. Ze willen vast een leuk en educatief spelletje met me doen, een van mijn hobby’s.
“Meisje, wat vind je van jouw koninkrijk?”
Ik hoef er niet lang over na te denken. “Het is goed en groots. Het zorgt voor ons allemaal, zodat we kunnen werken en voedsel tot ons kunnen nemen. Het is rechtvaardig en...”
“Nee,” klinkt het vlug. Een scherpe toon is in haar stem te horen. Ik schrik ervan. “Wat vind jíj ervan?”
Daar moet ik wel even over nadenken. “Eh... Ik ben een kind, ik weet niet zoveel van politiek.”
“Dat maakt niet uit. Iedereen heeft een mening. Ik heb gewoon de stem van één willekeurig iemand nodig.”
“Waarom?” vraag ik voor ik er erg in heb. Het is onbeleefd om te vragen, dat weet ik, maar ik wil het eigenlijk niet terugnemen. Ik wil het echt weten. Bij zoiets zijn ze waarschijnlijk niet heel streng... Het is vast niet een heel belangrijk persoon en ik ben niet meteen een kruisverhoor aan het afleggen.
Ze grijnst alsof ze trots op me is. “Ik hou van die vraag. Ik heb het nodig om te peilen hoe mensen gaan reageren.”
“Waarop?” Ik word nu toch wat ongerust. Doemscenario’s spelen zich af in mijn hoofd.
“Op mijn plan. Maar voor ik jouw vraag beantwoord, wil ik eerst jouw reactie.”
Ik aarzel en voel me steeds onzekerder worden. Ik wil niet deel worden van iets slechts. Misschien vinden ze het al erg genoeg dat ik een regel brak. Bovendien heb ik nog een opmerking in gedachten die alles nog erger kan maken. “Hoe weet ik dat jij je aan jouw woord houdt?”
“Hoe weet ík dat jij je aan jouw woord houdt en niet liegt? Dat weet ik niet. Ik kan je enkel vertrouwen en naar je luisteren. Gelukkig is het in dit geval makkelijk te bepalen of je liegt of niet. Jouw gezicht spreekt nu al boekdelen.”
Ik probeer mijn gezicht in de plooi te houden. Het mislukt al bijna meteen, dus ik laat mijn angst en twijfel maar gewoon zien. Het is niet zo dat het net onzichtbaar was.
Ik denk als eerste aan de zwervers en aan hoe ze behandeld worden. Niemand mag ze helpen of zelfs maar tegen ze praten. Het doet me denken aan een aantal jaar geleden. Elke week zag ik iemand muziek spelen in het winkelcentrum tijdens de wekelijkse boodschappen met mijn moeder. Het klonk geweldig en hoewel ik vlug door moest lopen om mijn moeder bij te kunnen houden, zijn die korte momenten me wel bijgebleven. Op een dag was hij echter weg. Niemand kon vertellen waarheen. Verder is er nog de kwestie met de Restám. Het is een volk uit de ruimte dat al tijden op Aarde woont. Ze hebben felgekleurd haar, zijn vredelievend en worden bestempeld als ‘slimmer en beter’, al wordt dat nooit hardop gezegd. Dat is verboden. Iedereen is namelijk gelijk en woont door elkaar heen. Alleen, zij lijken wat meer ‘gelijk’ dan de mensen. Zij zijn onze leraren, en niet alleen de leraren die werken op school. Zij hebben onze wereld opgebouwd toen het ten onder dreigde te gaan door oorlogen. Zij zijn mijns inziens nooit een zwerver. Is dat omdat ze slimmer zijn en geen behoefte hebben aan geheime kunsten als beeldende kunst en muziek? Daarover gesproken – gedacht – waarom is dat verboden?
“Ik snap niet waarom we niet alles mogen vragen. Ik vind het raar dat zwervers verdwijnen en dat niemand ze mag helpen. Als het Koninkrijk iedereen helpt, waarom horen we dan niet wat er met zwervers gebeurt? Ik snap niet waarom mensen niet de kans krijgen om de leiding te krijgen. Desnoods samen met de Restám. Er is nu een totaal nieuwe generatie die misschien veel slimmer is geworden. We kunnen op zijn minst getest worden. En waarom is kunst verboden?” Dat is mijn poging om alles in één keer samen te vatten. Mijn gevoel zegt dat het me aardig is gelukt als ik de vrouw zie lachen en knikken. Ze geeft me een aai over mijn hoofd. Wat ben ik, een hondje?
“Je hebt helemaal gelijk! Je bent een slim meisje!” En nu prijst ze me ook nog als een. Gelukkig heb ik het fatsoen om me in te houden. Ergens voel ik me ook wel gevleid, stiekem. En opgelucht. Hoewel ik van tevoren erg zenuwachtig was, voelt het toch goed om dit eindelijk uit te spreken. Verder voel ik me nieuwsgierig, want ik heb nog steeds iets te goed.
“Jij bent wat de wereld nodig heeft,” vervolgt ze nog voor ik iets kan zeggen. “Ik vind dat je antwoorden verdient, en daarom zal ik proberen ze je te geven. Het is een persoonlijk antwoord, mensen zijn niet alwetend en denken met gevoel. Er is een kans dat ik ernaast zit. We hebben de Rezzies niet kunnen observeren.”
“Rezzies?” vraag ik verbaasd. Is dat nou wat ik denk dat het is?
“Restám. Koosnaampje dat ik heb bedacht. Mijn ouders, de Chirs, zijn de eersten die openlijk actie hebben kunnen voeren.”
Hoewel haar stem rustig klinkt, schrik ik toch van die naam. De familie Chir is berucht. Ze schijnen moordenaars en haatzaaiers te ronselen. Omdat ze veel geld hebben, kunnen ze iedereen omkopen en is het lastig om ze te vinden. De vrouw tegenover me is gewoon een van de rijkste mensen! Toch een belangrijk persoon!
“Geen zorgen, je hoeft niets te doen. Je mag alles aan jouw vrienden vertellen, maar ik zal je nergens toe dwingen. Ik wilde alleen weten of mensen nog de mogelijkheid hebben om zelf na te denken en vragen te stellen. Zwervers zijn namelijk de mensen die dat doen en daardoor geen baan mogen krijgen. Ze mogen niet doen wat ze willen en er is geen kunst, omdat de mensen anders teveel macht kunnen krijgen. Kunst is gevoel en die waarde is niet uit te drukken of om te rekenen in geld. Als ze te bekend worden, kunnen ze teveel veranderen en aangezien de Restám vindt dat alles zo goed is, is verandering slecht.”
Ik knik langzaam. “Ik denk dat ik het snap...”
“Goed zo. Nog één ding, verraad me niet. Tenminste niet tot morgenochtend.”
Ik knik weer, maar als ik opkijk, is ze verdwenen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen