• OO3 •
ZWARTE OGEN.
Als ik het meisje zo bekeek leek het of ze meer vertrouwen had in mij dan in de jongen die haar vergezelde. Met haar kleine handjes haalde ze de zaklamp tussen zijn vingers vandaan en zette hem uit.
"Zo meteen is dit meisje blind," zei ze op een scherpe toon tegen de jongen die intussen al wat duidelijker zichtbaar was. Je kon aan hem zien dat hij er alles aan deed om het meisje te beschermen, zijn lichaam zat niet voor niks onder vele letsels die later vast blijvende littekens zouden vormen. Hij had donker, warrig haar, maar doordat de maan niet zoveel licht gaf als de zon overdag zou doen, kon ik er niet uit opmaken of het nu heel donker bruin was, of zwart. Zijn gezicht was zo bleek dat een vampier er jaloers op zou worden en zijn gelaatsuitdrukking wilde niet veel goeds zeggen.
"Wat lief dat je haar ogen wilt beschermen, maar wat hebben wij daaraan?" vroeg de jongen alsof mijn zicht hem maar weinig kon schelen.
"Nu gaat de batterij van je zaklamp langer mee," zei ze en haar blik deed me vermoeden dat ze daar met genoegen nog een je-hoeft-me-niet-te-bedanken citaatje aan wilde toevoegen.
Mijn gedachten gleden een halve seconde weg naar mijn vader en ik realiseerde me dat het niet erg verstandig was om hem voor zo een lange tijd alleen te laten. Met mijn rechterarm duwde ik mezelf overeind in een poging terug naar mijn schuilplaats te gaan. Het meisje keek van mij naar de jongen en van de jongen terug naar mij. Alsof het haar verbaasde dat hij me er zo gemakkelijk vanaf liet komen. Het verbaasde mij vooral dat ik nog leefde, als iemand mijn zusje had proberen vermoorden dan hoefde ik niet lang na te denken over de gruwelijke manier waarop ik die persoon om het leven zou brengen.
Mijn zusje... Daar had je haar weer, één keer in de zoveel tijd nestelde ze zich in mijn hoofd, en koppig als ze was weigerde ze daar weg te gaan tot iemand wat tegen me zei. Precies twee weken voor mijn ouders uit elkaar gingen, is ze overleden. Een natuurlijke dood, was mijn moeder blijven volhouden, maar de bloedvlek op haar matras had die leugen doorzien. De precieze waarheid achter haar dood hadden ze voor mij verzwegen. Net zoals ze de reden achter hun relatiebreuk niet met me wilden delen.
Plots voelde ik hoe twee zachte handen zich om mijn pols klemden.
"Je moet me helpen!" Schreeuwde het meisje van daarstraks. Ik merkte dat de kleine traantjes van zojuist vervangen waren door dikke, natte druppels die van haar wangen op de grond vielen. Een kabouter zou deze storm vast niet overleven.
Ik probeerde haar te sussen zodat ze me kon uitleggen wat er gebeurt was, maar dat ging moeilijker dan ik dacht.
"Een man," zei ze, "hij... een man," en meer kreeg ze er niet uit.
"Kalmeer even! Zo kan ik je niet verstaan," zei ik, maar hoe meer ik haar probeerde te bedaren, des te hysterischer ze werd. Ik deed mijn best om zoveel mogelijk te verstaan van de woorden die ze wel naar buiten kreeg.
"Een man," bleef ze herhalen, ik kreeg zo stilaan een vermoeden dat het iets met een man te maken had.
"Wat is er met die man?" Vroeg ik haar zacht met de bedoeling haar niet nog ongeruster te maken dan ze al was.
"Mijn broer," ze maakte het me niet erg gemakkelijk om haar raadsel op te lossen, maar het werd me duidelijk dat iemand – een man – haar broer wat had aangedaan.
Ik dacht weer aan mijn vader. Ach, hij kon nog wel even wachten. Ik volgde het meisje terug naar de witte bestelwagen en sloeg mijn handen voor mijn mond toen ik zag wat ze bedoelde.
'De man' waar ze het over had was niemand minder dan Yosri. Hij was doodleuk aan zijn maaltijd begonnen. In plaats van iets te doen staarde ik voor me uit en bekeek het schouwspel. De ingewanden die Yosri niet smakelijk genoeg vond vlogen in flarden door de lucht. Het eerste moment probeerde de jongen zich uit Yosri's greep te wurmen, maar niet veel later leek hij zich aan de vijand over te geven.
"Hé, waar wacht je op? Schiet hem overhoop!" Riep ze uit. Ik keek naar mijn wapen dat nog steeds op de plek lag waar ik het zojuist verloren was. Het lag vlak naast Yosri en ik betwijfelde of het wel een goed idee was van er ongewapend heen te gaan. Het bevatte overigens maar één kogel meer, wat dus wilde zeggen dat één van de twee alsnog vrijuit zou gaan.
"Haast je! Voor die man mijn broer helemaal oppeuzelt!" Het liefst van al wilde ik haar uitleggen dat het toch al te laat was voor hem, maar ze zag er te jong uit om dat in tijds te kunnen begrijpen.
Ik schuifelde langzaam dichterbij en deed mijn best om zo weinig mogelijk geluid te maken. Mijn angst voor Yosri was zo groot dat ik mezelf dwong om mijn adem in te houden – en dat was niet alleen omdat ik bang was dat hij mijn ademhaling zou horen, de geur die in de lucht hing was eveneens misselijkmakend.
Met de hand die ik niet voor mijn mond had geslagen reikte ik naar het wapen. Ik voelde hoe de toppen van mijn vingers over de rand van het pistool gleden, maar mijn arm was natuurlijk net enkele centimeters te kort waardoor mijn hand zich niet om het wapen kon klemmen.
Als ik nog dichterbij kwam, was ik binnen Yosri's oog bereik.
Ik keek op naar het meisje en zag haar hoopvol toekijken naar het incident dat zich op zo'n 10 meter bij haar vandaan voordeed. De verwachtingsvolle uitdrukking op haar gezicht deed me vermoeden dat ze naar haar broer verlangde. Dat ze hem wilde aanraken, levend of dood.
Ik kon me broeder en zusterliefde maar al te goed voor ogen halen en kreeg opslag medelijden met het meisje. Ik moest en zou vervullen wat ze me had opgedragen. Ik zou Yosri bij de jongen vandaan krijgen, ook al was ik ervan overtuigd dat de jongen hoe dan ook al één van 'hen' was.
In een snelle beweging griste ik het wapen onder Yosri's arm vandaan en tot mijn grote spijt kon ik zien hoe erg de jongen was toegetakeld. Hij was gewoon niet meer dezelfde jongen die daarstraks met een zaklamp op me scheen. Niet meer de bleke, argwanende jongen die moeite moest doen om me niet overhoop te schieten. Hij was zwart, alles aan hem was zwart. Zijn haar, zijn armen, zijn ogen, zijn gezicht, zijn hele lichaam. Zijn ogen deden me nog het meest braakneigingen krijgen. In plaats van de rode ogen die elke 'normale' zombie op deze verdomde planeet had waren de zijne zwart.
Toen ik voelde hoe de jongen zijn hand om mijn pols klemde, sprong ik achteruit. Ik had nog steeds het wapen in mijn handen en keek van Yosri naar de jongen. Yosri's buikje bleek voor de moment wel gevuld te zijn, maar de jongen verlangde naar me. Naar mijn hersenen. Toen ik zag hoe zijn tanden – die overigens ook zwart waren – dichter naar mijn arm toekwamen, twijfelde ik geen seconde. Yosri vormde op dat moment toch geen bedreiging, dus kon ik die voorlopig laten voor wat het was. Ik haalde de trekker van het pistool over. Simpel als wat. De kogel doorboorde de hersenen van de jongen en lange, zwarte slierten spetterden tegen het asfalt. Gevolgd door een harde klop van het rottende lichaam.
Over hem heen zag ik hoe Yosri op zijn dooie gemak twee oogballen naar binnen werkte, en het werd me ineens duidelijk waarom de ogen van de jongen er niet uitzagen zoals die van elke andere zombie.
Reageer (2)
Hihi, ik hou van de horror c:
7 jaar geledenEcht leuk hoe je zoveel spanning in dit hoofdstukje kunt leggen!
Nu ben ik misselijk dit soort beschrijvingen zijn niks voor mij... Maar toch wil ik weten hoe het afloopt Leuk hoofdstuk
8 jaar geleden