De wedstrijd
Door het spel heb ik mooi de kans om het hele veld rond te kijken. Ik kijk naar het mooie, groene gras dat nog glinstert van de douw en me zoveel kracht geeft. Ik kijk naar de keeper, helemaal aan de achterkant van het veld, die zijn handen, verpakt in gitzwarte handschoenen, al uitsteekt met een zelfverzekerdheid die zegt dat hij klaar is om elke bal te stoppen. Ik kijk naar alle andere spelers, die een ernstige blik in hun ogen hebben. Die blik is waar ik zo van hou, wat ervoor zorgt dat ik stil ben en wat het allemaal waard maakt.
Toch heb ik de woorden vaak genoeg gehoord, woorden die je niet verwacht te horen als ik ze zo zie staan.
“Hoe vaak hebben ze gewonnen?”
De coach van het team glimlacht dan lichtjes, terwijl ik in gedachten al van alles begin te schreeuwen.
“Ze hebben nog nooit gewonnen.”
“Sorry,” klinkt het vaak, meestal vergezeld met een vlaag van verbazing of een verborgen lach. “Ze moeten minstens twee wedstrijden gewonnen hebben. We hebben erg hard getraind en er zijn meerdere teams die ons willen uitdagen. Je snapt wel dat er geen tijd is om tegen iedereen te spelen, we moeten keuzes maken.”
De coach knikt en loopt weg. Geen enkele emotie valt van het gezicht af te lezen. Ik ben dan al witheet van woede, al zorg ik ervoor dat dat net zo min te zien is. De coach is altijd al een voorbeeld voor me geweest.
Ik ga mee terug naar het team, elke keer, en luister naar bemoedigende woorden. “Ze nemen onze uitdaging niet aan.” Zo begint het meestal.
De meeste kinderen, want dat zijn het nog , beginnen te protesteren, al lijken hun gedachten netter dan de mijne. Ik word nog boos als ik aan die gesprekken terugdenk. De teleurgestelde gezichten, die normaal zo vrolijk en vol vechtlust staan... Na al die keren wordt het verdriet niet minder.
“Het is niet erg.” De coach gaat verder zonder in te gaan op hun woorden. “Ze kennen ons niet. Ze kennen onze kracht niet, onze toewijding. Ze weten niet tot wat wij in staat zijn, maar ooit komen ze daarachter! Let op mijn woorden.”
“Maar coach, waarom vertelt u dat dan niet gewoon?”
“Ja!”
Altijd zijn er wel wat die dat willen weten, maar het antwoord blijft hetzelfde. De hoop verdwijnt nooit. Bij mij tenminste niet. Ik denk dat ze het daarom blijven vragen.
“Ze zijn niet het juiste team om tegen te spelen. Ze zullen ons niet geloven.” De woorden zijn altijd even geduldig en onbewogen.
“Dan schieten we gewoon een bal naar ze toe en laten we het ze zien! Je draagt er altijd eentje bij je!” klinkt het vechtlustig.
“Nee, jongens,” vervolgt de coach rustig. “Nee is nee. Soms komen we tegenslagen tegen in het leven en daar zullen we mee moeten leren omgaan. We hebben er nu al zoveel gehad, dit kunnen we ook nog wel aan.”
“Maar...” klinkt een zielig stemmetje, “ik wilde zo graag tegen ze spelen...”
“Ik weet het. Dat willen we allemaal. Die tijd komt nog wel. Laten we nog wat meer gaan oefenen.”
Ik slik mijn woorden in en laat me meevoeren met de zoveelste oefening. Het duurt niet lang voor ik er volledig voor ga en ik de teleurstelling ben vergeten. Tot we een volgend team zien dat we willen uitdagen.
Het duurt niet lang voor dat gebeurt. Hoe vaak zou dit team willen dat we gewonnen hebben? Twee keer? Of zijn ze heel arrogant en is het zo eentje die eerder zegt twintig?
“Jullie hebben wel eens tegen andere teams gespeeld?” Eindelijk eentje die doorvraagt.
“Jazeker.” Ligt het aan mij of klinkt de coach tevreden?
“En jullie hebben nog nooit gewonnen?” De lichtelijk spottende toon is nauwelijks verborgen.
“Inderdaad, dat klopt.” Het lachje dat rond dit gedeelte van het gesprek zichtbaar wordt, wordt meestal niet opgemerkt, enkel door mij.
“Ach, voorruit! Een makkelijke overwinning is ook wel eens leuk!”
Grinnikend loopt de coach van het andere team weg. Ik aarzel of ik weer moet koken van woede of moet springen van geluk. Misschien moet ik het allebei doen. Ach, de emoties komen er tijdens de wedstrijd wel uit, dat doen ze altijd, bedenk ik me terwijl we weer naar het team lopen.
“Jongens,” klinkt dezelfde kalme stem als altijd. Er beginnen al wat kinderen te zuchten. Sommigen kijken naar de grond of juist naar boven, alsof ze denken dat iemand daar de uitslag nog kan veranderen.
Hoewel de stem meestal langzaam en weloverwogen klinkt, komen de volgende woorden er verrassend snel uit. “Ze hebben de uitdaging geaccepteerd!”
Er klinken luide vreugdekreten en er wordt gegild. Zoveel enthousiasme heb ik nog nooit gezien. Ik vergeet de woede die ik had direct en laat me overspoelen door de feeststemming.
Ik voel dat zijn handen me iets steviger omklemmen. Ik kijk in de ogen van de coach. Dit wordt ons moment.
Het duurt ook niet lang voor beide teams klaar zijn om te spelen. Ik sta er middenin en kijk naar mijn teamgenoot. Hij rent op me af en schopt. We rennen naar voren. Vlak daarna scoren we een doelpunt. Daarna komt er nog een en nog een. Hoe langer we spelen, hoe verwarder en geïrriteerder de tegenspelers worden. Ik vind het wel komisch. De rest van mijn team heeft er ook geen last van. We winnen met 5 tegen 0.
“Meneer, we zijn bedrogen! Dit is niet eerlijk!”
De twee coaches kijken elkaar aan. Ze lijken allebei rustiger dan de spelers.
“We hebben eerlijk gewonnen!” roept iemand van mijn team.
Onze coach knikt en glimlacht. “Goh, het is dat het niet goed is om te gokken, anders had ik geld ingezet. Inderdaad, we hebben eerlijk gewonnen. Goed gedaan!”
“Jullie zeiden toch dat jullie nog nooit gewonnen hadden?” vraagt de andere coach. Hij lijkt het nog niet te begrijpen. “Hebben jullie ons voorgelogen?”
“Nee,” klinkt het vlug. “Jullie hebben nooit gevraagd tegen wie wij hebben verloren. We trainen tegen het beste team van de regio. Mensen oordelen voordat ze alle feiten weten.” De coach knikt na die woorden en pakt me op. “Goed, nu ik mijn bal weer heb, zijn we er klaar voor om onze overwinning te vieren en daarna een nieuw team uit te dagen. Misschien geven ze ons nu sneller een kans.”
Er zijn nog geen reacties.