Vincent schudde me de hand en niet veel later kwam er nog een andere jongen van hetzelfde postuur in de wagon zitten. In plaats van zich tegenover ons te zetten, nestelde hij zich doodleuk tussen mij en Vincent in waardoor ik helemaal tegen het raam werd gedrukt. Ook hij propte cakejes door zijn keel. Hij deed de moeite niet om zich voor te stellen, dus deed ik dat ook niet.
Het duurde niet lang, of ook de bank tegenover ons was volzet. Ik zou iemand zijn leven redden als één van hen met mij van plaats wilde wisselen.
De drie onbekenden hadden een slank postuur en werden niet door elkaar geplet. Eén van hen was de blonde jongen die me indirect had geholpen het perron te vinden. Links van hem zat een meisje met donker haar en een rond, angstaanjagend gezicht. Aan zijn andere zijde zat een jongen met een donkere huidskleur en nog donkerdere ogen. Alle drie negeerden ze mijn aanwezigheid.
Ik wende mijn blik van hun af en vroeg aan de jongens die naast mij zaten of ik even langs mocht. Ik deed liever nog wat meer van dat walgelijke parfum op dan dat ik hier moest blijven zitten. Net toen Vincent aan de kant ging en de andere zwaarlijvige jongen overeind probeerde te helpen beval de blonde jongen hen om te blijven zitten. Het was duidelijk dat hij de leiding nam in dit groepje aangezien de twee hem onmiddellijk gehoorzaamden.
'Wie ben je?', Vroeg hij me met een dreigende ondertoon. Hoe langer ik hier bleef zitten, des te liever ik ergens anders heen wilde. Deze mensen zijn te veel van het goede. Waarschijnlijk zijn ze door iedereen gevreesd, maar ze zijn vast niet van plan mij te helpen een reputatie op te bouwen.
'Dat vertel ik je als ik ergens anders mag zitten.', Zei ik nog grimmiger dan hij daarstraks had geklonken. Hij drukte zijn vuisten op de tafel die tussen ons instond en duwde zichzelf overeind zodat hij met zijn hoofd boven me uitstak.
'Wie ben je?', herhaalde hij bijna schreeuwend. Wat schattig. Hij dacht dat hij me bang kon maken, maar dan wist hij nog niet wat hem te wachten stond op het einde van het schooljaar. Ik duwde de twee dikkerds op de grond en ging op zoek naar een andere lege plek.
Die vond ik wellicht niet meer, alle wagons waren volzet. Dan maar op zoek naar een paar eerste jaars die ik de stuipen op het lijf kon jagen.
Ik vond een bank waar slechts 1 meisje zat, ze zag er onzeker uit. Precies wat ik nodig had. Zelfingenomen stapte ik op haar af. Maar hoe dichter ik bij haar kwam, hoe meer die zelfzekerheid weg begon te ebben. Ze zag er al gebroken uit. Was het wel een goed idee van haar helemaal kapot te maken?
Ik schudde die gedachte van me af en verving hem door mijn vader. Wat zou hij wel niet van me denken als ik er al niet in slaagde van dit meisje weg te jagen. Ik stond nu voor het meisje en keek haar doordringend aan. Heel even richtte ze haar ogen op mij, maar dat hielt ze niet lang vol. Ze draaide zich zo ver mogelijk van me weg, maar vanuit haar ooghoek kon ze nog net zien dat ik niet van plan was mijn ogen van haar af te slaan. Ik hoefde niet eens woorden te gebruiken. Ze was al weg voor ik er spijt van kon krijgen.
Ik liet me op de bank zakken en zuchtte diep. Waaraan heb ik dit te danken?



Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen